Een interview met arbeiders bij FIAT - Lotta Continua

Drie arbeiders bij FIAT Mirafiori in Italië beschrijven de ervaringen van immigranten uit zuid Italië die gingen werken in de industriële steden van het noorden. De interviews werden afgenomen in december 1970 en gaan over de rol van militante studenten en strijd buiten de vakbonden.

Submitted by CercleNoir on February 20, 2013

Het was pas na de zomer van 1969 dat mensen in Groot-Brittannië begonnen te horen over de strijd bij FIAT. Was er een strijdtraditie voor het midden van 1969 of waren deze conflicten het begin van de revolutionaire beweging binnen FIAT.

LUIGI: Bedoel je dat die jaren de apathie en stilstand van de laatste 20 jaar doorbraken? Ja, dat was zeker het geval. Natuurlijk was er strijd voor die tijd maar die werd helemaal beheerst en ingekapseld door de vakbonden. Dat waren conflicten die op reguliere tijdstippen terugkwamen als de vakbonden dat bepaalden. Iedere twee of drie jaar, als de contracten afliepen vond er een gebruikelijke tweedaagse staking plaats, volledig binnen vakbondskanalen en dan begon de repressie door de bazen van voor af aan. En het kleine beetje klassenbewustzijn wat er dan gekweekt werd, werd volledig gesloopt tijdens de de daaropvolgende rustige jaren onder het juk van de baas.

Maar toen arriveerden rond 1966 veel immigranten uit Zuid-Italie in het Noorden en de hele sociale situatie in Turijn blies zichzelf op. Enorme woningtekorten, snelle prijsstijgingen en speculatie waren niet meer te stoppen. Er arriveerden tussen de 10 en 15 duizend nieuwe arbeidskrachten in de stad en de prijzen gingen door het dak.

Wanneer arriveerden jullie drieën bij FIAT?

LUIGI: Deze twee zijn jong. Ik werk ondertussen al twintig jaar bij FIAT. Deze kerels zijn de nieuwe generatie die gebroken hebben met alles waar we zo aan gewend zijn geraakt.

TONI: Ik ben hier nu twee jaar en ik ging bij FIAT werken op het moment dat de conflicten uitbraken.

Toen jullie twee arriveerden in Turijn, hoe was het toen?

NINO: Ik woon hier nu een paar jaar. Het grootste deel van de tijd werkte ik in kleine bedrijfjes, zeg maar sweatshops, altijd in Turijn zelf en toen ging ik bij FIAT werken. In het begin wist ik helemaal nergens iets van af. Maar het politieke werk daar was in volle gang en er waren grote hoeveelheden studenten die flyers uitdeelden bij de fabrieken met uitleg over allerlei zaken, zoals wat de vakbonden nu werkelijk waren. Toen hadden we de grote sociale explosie in 1969, alles ging de lucht in. Boem!

TONI: Ik had nog nooit zoiets gezien in mijn hele leven. Zoals je weet kom ik uit Calabrie en mijn dorp is erg klein. Het wordt bestuurd door God, zeggen ze wel eens. Er zijn drie tot vier priesters, allemaal klootzakken, die ons tot brave hendrikjes probeerden om te kneden en ons vertelden wat zij van democratie vonden. Dan waren er nog vier of vijf Communisten en zeven of acht fascisten en dat was het. Calabrie is een regio die eigenlijk in handen is van de graven en baronnen die de boel bestuurden onder Mussolini en daar flink aan verdiend hebben. Dat is Calabrie.

Hoe dan ook, daar kon ik voor 50 lire altijd een kaassoufflé kopen of wat dan ook. Toen kwam ik in Turijn en godverdomme, ik betaal er 200 lire voor! Het was gestoord voor mij. Toen begon ik me te verdiepen in de politiek waar Lotta Continua zich mee bezig hielden. In het begin begreep ik er helemaal niks van, ik las hun flyers maar meer voor de informatie, over waar ze zich mee bezig hielden zeg maar. Op een dag kwam een student die actief was binnen Lotta Continua naar me toe en begon tegen me te praten. Hij viel me echt aan omdat ik bij de vakbond zat. Voordat ik bij FIAT werkte had ik in wat kleine fabriekjes gewerkt en alles wat ik daar hoorde was dat de vakbonden er waren om de arbeiders te verdedigen. Kijk, in calabrie wisten we niet eens wat een vakbond was, mensen wisten niet eens dat dat bestond! Langzaam maar zeker begon ik te begrijpen was ze echt zijn. Er zijn zoveel dingen die ik in die tijd geleerd heb die ik niet wist en ik hoop dat ik ze kan blijven delen met mijn collega’s in de fabriek.

In het begin, toen we maar met een paar mensen waren, begonnen we onze strijd door rond de werkvloer te gaan in lange processies waarvan je dacht dat ze nooit zouden eindigen. Slangen, noemden we dat toen. Op een dag riep de vakbond een staking van drie uur uit. Dit was toen alle andere grote stakingen aan de gang waren, in de herfst van 1969. Een paar van ons kwamen samen met andere militanten en vroegen onszelf wat we gingen doen. We besloten om een lange slang te maken, door de hele fabriek heen, en om iedereen mee te nemen van de werkvloer die we konden vinden. Nou, tijdens die drie-uurs staking kwamen we met ongeveer zeven man bij elkaar en contacteerden we wat mensen van Lotta Continua. Toen vertrokken we, alle zeven. Toen we bij het hoofdkantoor aankwamen waren we met zevenduizend! Godverdomme prachtig was dat!

De managers keken door de ramen en zagen ons beneden staan. Ze wisten niet wat ze moesten doen en de paar bewakers bij de deuren waren doodsbang. Mooi was dat. Als die volgende ronde van contracten afloopt, tja, dit jaar begonnen we met zeven man en eindigden we met zevenduizend. Volgend jaar beginnen we met zevenduizend en eindigen we met zeventigduizend en dat is dan het einde van FIAT. De groeten, Agnelli!

Ik herinner me ook een andere keer die fantastisch was. We waren al een paar dagen afwisselend aan het staken en toen hielden we zo’n slang in de fabriek. Mensen begonnen te roepen: “Laten we de bazen eruit gooien! Ze geven nu al honderd jaar de bevelen en wij hebben er godverdomme genoeg van!”. Dus gingen we daar heen en haalden we ze uit hun kantoor. Mensen keken naar ze, juichten en spuugden op ze. Ze keken ons wel aan alsof ze ons wilden vermoorden maar ze konden ons geen zak maken. Ze wisten niet wat ze overkwam. Ze hadden zoveel geslijmd om bazen te worden en nu pakten we ze flink aan!

LUIGI: Het waren de jonge collega’s die het gevecht begonnen, spontaan en we vonden het een logisch alternatief voor de gebruikelijke vakbondsstrijd een alternatief waarbij de contacten met de studenten ook sterker warden. Zoals je weet sloot de studentenbeweging zich vanaf 1967 aan bij de arbeidersstrijd.

Wat was de relatie tussen revolutionaire arbeiders en de militanten van de studentenbeweging?

LUIGI: Het was een teamspel eigenlijk, zij buiten de fabriek en wij binnen. In het begin richtten we ons op alle conflicten in de fabriek en functioneerden zij als hefboom. FIAT leverde bijvoorbeeld een keer geen werkkleding en liet ons dat zelf betalen. We gingen dan het conflict aan en de studenten stonden dan buiten om ons te ondersteunen met luidsprekers, poortbijeenkomsten, flyers, grote posters en meer van dat soort dingen.

Wat we meestal doen is de feiten van de situatie uitzoeken, ze kort en bondig opschrijven en ze aan de externe militanten geven om uit te printen en te verspreiden omdat ze daar erg goed in zijn en er simpelweg de tijd voor hebben terwijl wij een nachtdienst moeten draaien. We hopen later de flyers zelf te kunnen schrijven en drukken en we doen al wat meer van dat werk, zoals het typen en de distributie aan de poorten. Vroeger hadden de ex-studenten een centrale rol in Lotta Continua en voerden wij meer het praktische werk uit. Nu zijn die rolpatronen veel meer doorbroken. Er is vaak wat onduidelijkheid omdat het landelijke krantje van Lotta Continua en de drukpersen vaak nog wel door de studenten worden beheerd maar er komt steeds meer sprake van een gezamenlijke leiding.

Je zou dus kunnen zeggen dat de nieuwe golf van strijd arriveerde met de immigranten en studenten?

LUIGI: Ja, Italiaanse studenten begrepen al heel snel, met Movimento Studentesco (Studenten Beweging) en de ultra-linkse groepen, dat de enige manier om hun leven terug te winnen lag in nauwe samenwerking met de arbeidersstrijd. Zo begon het dus ook. Naast het vroege flyerwerk in afgezonderde gebieden zoals in Pisa in 1964 begon het grote werk pas in 1967 aan de fabriekspoorten. En dit was ook precies het moment dat alle arbeiders uit het Zuiden arriveerden, volledig los van hun wortels daar en geen weg meer terug. Ze kwamen aan in krakkemikkige huizen en betaalden torenhoge huren en prijzen. Nou, tel daar de studenten buiten bij op die zich hiermee bezig hielden en je had een explosieve cocktail die uiteraard ontplofte. Soms ontplofte het alleen wat ongeorganiseerd, wat chaotisch en gaf dat een echte rommel.

De spontane conflicten zijn nu over. Daar ben ik van overtuigd. Als de conflicten nu beginnen zijn is dat een strijd voor organisatie. Vorig jaar vochten we met groepjes van zeven of acht mensen, beperkt tot een enkele winkel of fabriek. Wij bij Mirafiori waren allemaal verbonden aan Lotta Continua omdat we genoeg hadden van de vakbonden. Nu bewegen we echter richting een situatie waar we de fabriek per sector coördineren. Als we op een punt een staking lanceren, beginnen we met een vergadering in een sector, bijvoorbeeld sector 55. Dan beginnen we een ronde via zo’n slang richting, bijvoorbeeld de Varnish sector. Vroeger verspilden we twee of drie uur om iedereen bij elkaar te krijgen. Tegen de tijd dat we iedereen bij elkaar hadden was de vechtersmentaliteit er vaak al af, zo lang duurde dat. Als we nu de strijd in de fabriek coördineren maken we een slang en duur het geen half uur meer om in beweging te komen. Iedere groep, iedere sector, beweegt tegelijk. Als we dan beginnen komen we op een punt waar we kunnen beslissen waar we heen gaan. We kunnen bijvoorbeeld beslissen om de fabriek te verlaten en andere fabrieken in de regio te banderen om de strijd buiten de fabriek te radicaliseren en andere plekken erbij te betrekken.

Wat is de rol van de vakbonden geweest tijdens deze strijd?

LUIGI: De vakbonden zorgen dat de arbeiders binnen het systeem blijven en zich er minder goed tegen kunnen verzetten. De vakbonden zijn het politieke verlengstuk van de ziekte, de plaag van de regering. Ze zijn de lange arm van de politieke partijen in de fabrieken. Iedere groep, iedere politieke partij heeft een klein handje in de fabriek. De Christen-Democraten hebben de CISL, de Communisten de CGIL, de Fascisten de SIDA, de Sociaal-Democraten de UIL en dan hebben we het nog niet over de republikeinen gehad. Ieder van hen heeft een aanwezigheid in de fabriek om de situatie onder controle te houden en nu begrijpen heel veel arbeiders dat. Ze hebben alleen nog geen sterk alternatief. Binnen FIAT stellen de vakbonden niks voor en iedereen weet dat ze er niks aan hebben. Maar op dit moment zijn ze de enigen met een stem bij het management. Wat we nu moeten doen is op de werkvloer strijdkernen opzetten of revolutionaire comités die zo sterk zijn en zo die geworteld zijn onder de arbeiders dat ze de interne commissies en vertegenwoordigers van de vakbonden overbodig maken.

Zo kunnen we een referentiepunt binnen de fabriek opzetten waar de minder politieke of nieuwere arbeiders terecht kunnen zodat ze uit de greep van de vakbonden blijven, samen kunnen overleggen en zich ook politiek kunnen scholen.

Daar zijn we momenteel dan ook volop mee bezig: het opzetten van strijdkernen, de situatie bestuderen en begrijpen en zo een referentiepunt opbouwen in de fabriek. Deze kernen bestaan uit normale fabrieksarbeiders maar vaak wel de meest gepolitiseerde. De kernen bestaan niet alleen uit leden van Lotta Continua maar ook uit arbeiders die geen leden zijn maar begrepen hebben waarom dit nodig is en zich hier achter scharen.

Wat zijn jullie doelen met deze strijdkernen?

LUIGI: Met de kernen en de revolutionaire comités proberen we geen andere vakbond te zijn maar een revolutionair referentiepunt voor de arbeiders te worden. We moeten niet vervallen in economisme of provincialisme. We moeten niet zeggen “Jongens, vecht voor vijf lire meer of tien lire meer of een of twee uurtjes minder werk” . We vechten, en dat bereiken we morgen niet hoor, voor arbeidersmacht omdat we zonder dat niks zijn. We blijven actief binnen de puur economische conflicten omdat dat vaak het startpunt is voor veel arbeiders. Maar economische conflicten moeten hand in hand gaan met de revolutionaire ontwikkeling en politisering van het gros van de arbeiders. Pas dan kunnen we met z’n allen macht uitoefenen. We willen de fabriek overnemen, het is immers onze arbeid die de fabriek laat draaien en niet die van hen, hij komt ons toe.

Comments