Revolutionaire zelftheorie: het genot voor jezelf te denken - Larry Law

Deze tekst werd gepubliceerd in 1975 in het situationistisch beïnvloedde blad ‘The Spectacle’ en biedt een uitgebreide kritiek op ideologie, de zelfontkennende reflex van veel ‘revolutionairen’ en een ode aan de zelfbevestigende subjectiviteit, met het oog op de relevantie voor het eigen, individuele leven.

Submitted by CercleNoir on March 7, 2013

Deze tekst is bedoeld voor iedereen die ontevreden is met zijn of haar leven. Als je het allemaal wel prima vindt zo, dan hebben we je weinig te zeggen. Als je het echter beu bent op te wachten op verandering…

Als je het beu bent om te wachten op echte gemeenschap, liefde en avontuur…

Als je het beu bent om te wachten op het einde van geld en geforceerde arbeid…

Als je het beu bent om te zoeken naar nieuwe dingen om de tijd te doden…

Als je het beu bent om te wachten op een comfortabel, vol bestaan…

Als je het beu bent om te wachten op een situatie waarin je al je begeertes kan realiseren…

Als je het beu bent om te wachten op het einde van alle autoriteit, vervreemding, ideologie en moraliteit…

… dan denken we dat je datgene wat je hieronder vindt, wel kan waarderen.

I

Een van de grootste geheimen van onze ellendige maar potentieel wonderbaarlijke tijd is dat denken een plezier kan zijn. Dit is een houvast voor het opbouwen van je eigen ‘zelftheorie’. Het opbouwen van je eigen ‘zelftheorie’ is een revolutionair genot, het genot van het creëren van je eigen visie en ‘zelftheorie’ over revolutie.

Het opbouwen van je zelftheorie is een destructief/constructief plezier omdat je een theorie opbouwt voor de praktijk van de destructieve/constructieve transformatie van deze maatschappij.

Zelftheorie is de theorie van het avontuur, even erotisch en humoristisch als een authentieke revolutie.

De vervreemding die je voelt als gevolg van het feit dat het denken voor je gedaan wordt door de ideologieën van de dag, kan leiden tot de zoektocht naar de aangename opheffing van die vervreemding: voor jezelf denken. Het is het plezier van het jezelf toe-eigenen van je eigen geest.

Zelftheorie is het geheel aan kritische theorie die je opbouwt voor je eigen gebruik. Je bouwt haar op en gebruikt haar wanneer je een analyse maakt waarom je leven is zoals het is, waarom de wereld is zoals ze is. (En ‘denken’ en ‘voelen’ zijn hier onscheidbaar, omdat denken ontspringt aan subjectieve, emotionele ervaring.) Je bouwt je eigen zelftheorie wanneer je een praktische theorie ontwikkelt – een theorie over hoe je uit het leven gaat krijgen wat je wilt.

Theorie zal uiteindelijk een praktische theorie zijn – de theorie van de revolutionaire praktijk – of ze zal niets zijn… niks behalve een aquarium van ideeën, een beschouwende interpretatie van de wereld. De wereld van de idealen is de eeuwige wachtkamer van het onvervulde verlangen.

Diegenen die (meestal onbewust) aannemen dat het onmogelijk is om hun verlangens te realiseren, en dat het dus onmogelijk is om voor zichzelf te vechten, eindigen meestal in dienst van een ideaal of ‘de goede zaak’ (de illusie van de zelfactiviteit). Diegenen die weten dat dit de acceptatie van vervreemding is weten dat alle ‘idealen’ en ‘goede zaken’ slechts ideologieën zijn.

II

Wanneer een ideeënsysteem een abstractie centraal stelt – en rollen of taken aan je uitdeelt puur voor die abstractie an sich – is dit systeem een ideologie. Een ideologie is een vorm van vals bewustzijn waarin je niet langer functioneert als het subject in je verhouding tot de wereld.

De verschillende vormen van ideologie zijn allemaal gestructureerd rond verschillende abstracties, maar ze dienen allemaal de belangen van de heersende (of would-be heersende) klasse door je het gevoel van een doel te geven in je opoffering, lijden en onderwerping.

Religieuze ideologie is het oudste voorbeeld, de denkbeeldige projectie genaamd ‘God’ is hierbij het ultieme subject van het universum dat iedere mens kneed als ‘Zijn’ onderdaan.

In de ‘wetenschappelijke’ en ‘democratische’ ideologieën van de bourgeois economie is kapitaal het ‘productieve’ subject wat vorm geeft aan de wereldgeschiedenis – de ‘onzichtbare hand’ die menselijke ontwikkeling vooruit duwt. De bourgeoisie moest de macht die de religieuze ideologie ooit had aanvallen en verzwakken. Ze stelde de mystificatie van de religieuze wereld bloot met haar technologisch onderzoek, daarmee het rijk van dingen en handeling waar ze winst mee kon maken uitbreidend.

De verschillende merken Leninisme zijn ‘revolutionaire’ ideologieën waarin ‘de partij’ het rechtmatige subject is wat de wereldgeschiedenis dicteert door haar object – het proletariaat- richting de vervanging van het bourgeois staatsapparaat met een Leninistische variant te leiden.

De vele andere vormen van de dominante ideologieën kunnen we dagelijks zien. De opkomst van nieuwe religieus-mystieke ideologieën dienen de dominante sociale verhouding via een omweg. Ze bieden een keurige sluier waarmee de leegheid van het dagelijks leven verduisterd kan worden en, net als met drugs, maken ze haar makkelijker om mee te leven. Volunarisme (schouders eronder!) en determinisme (de dingen lopen zoals ze lopen, het komt wel goed) weerhouden ons ervan om onze echte plaats in het functioneren van de wereld te begrijpen.

Binnen de avant-garde ideologie is het nieuwigheid an sich wat belangrijk is geworden. Binnen het survivalisme wordt subjectiviteit weggeschoven door angst via het constant voorhouden van het beeld van een aanstormende globale catastrofe.

Door ideologieën te accepteren, accepteren we een omkering van subject en object; dingen krijgen menselijke wilskracht en potentie, terwijl mensen dingen worden. Ideologie is theorie op haar kop. Hiermee accepteren we de scheiding tussen de benauwde realiteit van ons dagelijks leven en het beeld van een globale totaliteit die buiten onze greep ligt. Ideologie biedt ons slechts een voyeuristische relatie met de totaliteit.

Via deze scheiding, en de acceptatie van opoffering voor ‘de goede zaak’, dient iedere ideologie de dominante sociale orde. Autoriteiten wiens macht leunt op verdeling moeten ons onze subjectiviteit weigeren om zelf te overleven. Deze roof komt in de vorm van het eisen van opoffering voor ‘het gemeenschappelijke goed’, ‘het landsbelang’, ‘de oorlog’, ‘de revolutie’, etc.

III

We ontdoen ons van de oogkleppen van de ideologie door onszelf constant af te vragen… Hoe voel ik me?

Heb ik het naar mijn zin?

Hoe gaat het met mijn leven?

Krijg ik er uit wat ik wil?

Waarom niet?

Wat weerhoud me er van om te krijgen wat ik wil?

Dit is het verwerven van een bewustzijn van de alledaagse werkelijkheid, een bewustzijn van de dagelijkse routine. Dat het dagelijks leven – het echte leven – bestaat is een publiek geheim dat met de dag minder geheim wordt als de gebreken van het dagelijks leven meer en meer zichtbaar worden.

IV

Het opbouwen van een zelftheorie is gebaseerd op nadenken voor jezelf, op het je volledig bewustzijn van je begeertes en hun rechtmatigheid. Het is de opbouw van een radicale subjectiviteit.

Authentieke ‘bewustmaking’ kan slechts het verheffen van het denken van anderen zijn naar het niveau van een positief (zonder schuldgevoel) zelfbewustzijn: het ontwikkelen van hun basale subjectiviteit, vrij van ideologie en opgelegde moraliteit in al haar vormen.

De essentie van wat veel ‘linksen’ [1], therapeuten en bewustzijnstrainers ‘bewustmaking’ noemen is hun eigenschap om mensen bewusteloos te slaan met hun ideologische knuppels.

Het pad van ideologie (zelfontkenning) naar radicale subjectiviteit (zelfbevestiging) loopt lijnrecht door het nulpunt, de hoofdstad van het nihilisme. Dit is het stormachtige dode punt in de sociale tijd en ruimte… het sociale limbo waarin men erkent dat het heden leeg is van alle leven; dat er zich geen leven bevindt in het eigen dagelijks bestaan. Een nihilist kent het verschil tussen leven en overleven.

Nihilisten maken een omkeringproces in hun levensperspectief mee. Voor hen is niks waar behalve hun begeertes, hun wil om te leven. Ze weigeren alle ideologie uit haat voor de ellendige sociale relaties van de moderne globale kapitalistische samenleving. Vanuit dit omgekeerde perspectief zien ze met nieuw verworven helderheid de omgekeerde wereld van de reificatie (het tot dingen maken van sociale relaties), de omkering van subject en object, van abstract en concreet. Dit theatrale landschap van verafgode producten, mentale projecties, scheidingslijnen en ideologieën: kunst, God, ruimtelijke planologie, ethiek, merkkleding, radiostations die zeggen van je te houden en schoonmaakmiddelen die oprecht begaan zijn met je handen.

Dagelijkse gesprekken bieden verdovende middelen als “Je kunt niet altijd krijgen wat je wilt”, “Het leven heeft haar ups en haar downs” en andere dogma’s van de seculiere religie van het ‘overleven’. ‘Gezond verstand’ is slechts de ongezonde algemeenheid van de vervreemding. Dag in, dag uit wordt mensen een oprecht, authentiek leven onthouden en wordt hen een voorstelling, een beeld hiervan terug verkocht.

Nihilisten voelen de constante drang om het systeem te verwoesten dat hen iedere dag verwoest. Ze kunnen niet langer leven zoals ze nu leven, hun geest staat in brand. Snel genoeg komen ze tot de conclusie dat ze met een coherente serie tactieken moeten komen die een praktisch effect op de wereld gaan hebben.

Maar als een nihilist geen kennis heeft van de historische mogelijkheid van de transformatie van de wereld, dan versteend zijn of haar subjectieve woede in een rolpatroon: de zelfmoord, de eenzame moordenaar, het straattuig, de avant-garde kunstenaar, de psychiatrische patiënt… allemaal dolend op zoek naar compensatie voor een leven samengesteld uit dode tijd.

De fout van de nihilisten is dat ze zich niet realiseren dat er ook anderen zijn die nihilisten zijn. Als gevolg daarvan nemen ze aan dat gemeenschappelijke communicatie en deelname aan een collectief project van zelfrealisatie onmogelijk is.

V

Een ‘politieke’ kijk op je eigen leven hebben is niks anders dan beseffen dat je je eigen leven alleen kan veranderen door de aard van het leven zelf te veranderen, door middel van de transformatie van de wereld – en dat deze transformatie een collectief project is.

Dit project van collectieve zelfrealisatie kan ‘politiek’ worden genoemd. Echter, ‘politiek’ is een gemystificeerde en gescheiden deel van de menselijke activiteit geworden. Samen met alle andere maatschappelijk afgedwongen scheidingen van de menselijke activiteit is ‘politiek’ slechts een van de vele belangstellingen geworden. Het heeft zelfs haar eigen specialisten – of dit nu politici of politicos zijn. Het is mogelijk om geïnteresseerd (of niet) te zijn in voetbal, postzegels verzamelen, muziek of mode. Wat mensen vandaag de dag zien als ‘politiek’ is niets anders dan verminking en vervalsing van het project van collectieve zelfrealisatie – en dat vindt de heersende klasse wel prima.

Collectieve zelfrealisatie is een revolutionair project. Het is de collectieve overname van de totaliteit van de wereld en haar sociale relaties en hun transformatie volgens onze bewuste begeertes.

Echte therapie kan alleen het veranderen van het eigen leven zijn door de aard van het sociale leven te veranderen. Therapie moet maatschappelijk zijn als ze echt effect wilt hebben. Sociale therapie (het genezen van de samenleving) en individuele therapie (het genezen van het individu) zijn onlosmakelijk verbonden: de een heeft de ander nodig.

In de spektakelmaatschappij wordt bijvoorbeeld van ons verwacht dat we onze echte gevoelens onderdrukken en een rol spelen. Dit noemt men dan ‘een rol spelen in de samenleving’, een erg onthullende zin!.

VI

Subjectief denken betekent het gebruiken van je eigen leven – zoals dat nu is en zoals je zou willen dat het was – als het centrum van je denkwijze. Dit proces van zelf-centrering wordt bereikt door een continue aanval op alle externe factoren: alle zogenaamde ‘problemen’, alle valse tegenstellingen en alle zogenaamde identiteiten.

Mensen worden ervan weerhouden om de totaliteit van het alledaagse leven te analyseren door hen hun mening over ieder detail te vragen: alle spectaculaire kleinigheden, nep controverses en zogenaamde ‘schandalen’. Ben je voor of tegen vakbonden, kernraketten, identiteitskaarten.. wat is je mening over softdrugs, jogging, UFO’s, progressieve belastingen?

Dit zijn allemaal valse problemen, het enige probleem voor ons is HOE we leven. ‘The issues are not the issue’.

Er is een oud Joods gezegd, “Als je slechts twee opties hebt, kies dan de derde”. Het bied mensen de mogelijkheid om op zoek te gaan naar een nieuwe kijk op het probleem. We kunnen beide kanten van een zogenaamd conflict naar de hel laten lopen door onze ‘derde optie’ te kiezen – door de situatie van het perspectief van radicale subjectiviteit te bekijken.

Je bewust zijn van de derde optie is weigeren om te kiezen tussen twee zogenaamde tegengestelden die in werkelijkheid precies hetzelfde zijn en proberen om zichzelf als de totaliteit van de situatie op te werpen. In haar simpelste vorm komt dit bewustzijn naar voren bij de arbeider die terecht staat voor een bankoverval en gevraagd wordt “Bent u schuldig of onschuldig?” en antwoord met “Ik ben werkeloos”. Een meer theoretische maar even klassieke illustratie is de weigering om mee te gaan in het zogenaamde ‘verschil’ tussen het klassieke kapitalisme van ‘het Westen’ en het staatskapitalisme van de voormalige Sovjet-Unie. Het enige waar we naar hoeven kijken is de fundamentele sociale productieverhoudingen in de VS en Europa enerzijds en die in de Sovjet-Unie en China aan de andere kant om te zien dat ze essentieel hetzelfde zijn: destijds daar, net als hier, loopt het gros van de maatschappij aan de ketting van de loonslavernij, krijgen ze een salaris om terug te kopen wat ze zelf produceren zonder enige echte controle over hun eigen dagelijks leven.

In het geval van ‘het westen’ is de meerwaarde (datgene wat geproduceerd wordt boven de waarde van de lonen van de arbeiders) het eigendom van de bedrijfseigenaren die met elkaar concurreren in een competitiespektakel. In ‘het oosten’ is deze meerwaarde het eigendom van de staatsbureaucratie die een show van solidariteit opvoeren maar even hard meedoen aan de competitie van de internationale handel als welke andere kapitalistische staat dan ook. Wat een enorm verschil zeg…

Nog een voorbeeld van zo’n vals probleem is de domme opmerking “Wat is jouw levensfilosofie?”. Dit stelt een abstract concept van ‘leven’ voor dat, ondanks het constant herhalen van het woord in het gesprek, niks te maken heeft met het echte leven omdat het het feit negeert dat het leven precies is wat op dit moment aan het doen zijn.

Bij gebrek aan afwezigheid van echte gemeenschap kleven mensen aan allerlei valse sociale identiteiten die corresponderen met hun individuele rol in het spektakel (waar mensen slechts representaties van ‘het leven’ consumeren zodat ze vergeten hoe het is om zelf te leven). Deze sociale identiteiten kunnen variëren van etnisch (‘Italiaans’), raciaal (‘Zwart’), organisatorisch (‘Vakbondslid’), geografisch (‘Amsterdammer’) en seksueel (‘Homoseksueel’) tot cultureel (‘sportfan’) enzovoorts. Maar allemaal vinden ze hun basis in een gedeelde begeerte om ergens bij te horen, een drang naar gemeenschap.

Uiteraard is ‘zwart zijn’ een stuk echter als identificatie dan ‘een sportfan’ zijn, maar na een bepaald punt dienen deze identiteiten slechts om onze echte positie in de samenleving te maskeren. De enige issue die er toe doet is hoe we leven. Concreet betekend dit de redenen voor de aard van je eigen leven in je verhouding tot de maatschappij in haar geheel begrijpen. Om dit te doen moet men alle valse identiteiten afwerpen, deze halve associaties en moet men beginnen met zichzelf als centrum. Vanuit dat punt kunnen we de materiële basis van het leven begrijpen, ontdaan van alle mystificatie.

Stel dat ik bijvoorbeeld een kopje koffie uit de automaat op het werk wil. Ten eerste is er het kopje koffie zelf: dit betrekt alle arbeiders op de koffieplantage, die op de suikerplantages en in de raffinaderijen, die in de papierfabriek, etc., etc. Dan heb je alle arbeiders die alle verschillende delen van de machine hebben gemaakt en haar in elkaar hebben gezet. Dan degenen die alle ijzererts en bauxiet hebben opgegraven, het staal hebben gesmolten, de olie hebben opgeboord en haar hebben geraffineerd. Dan alle arbeiders die de rauwe materialen en delen over de hele wereld hebben verscheept. Dan alle kantoorwerkers, typisten en communicatiewerkers die de productie en het transport hebben gecoördineerd. En dan zijn er nog de arbeiders die alle andere zaken hebben geproduceerd die nodig zijn voor de anderen om überhaupt te overleven. Dat geeft me een directe materiële relatie met een paar miljoen mensen, eigenlijk met het overgrote deel van de wereldbevolking. Zij produceren mijn leven en ik help dat van hen produceren. In dat licht vallen alle halve groepsidentiteiten en afgesloten belangen in het niets. Bedenk je de potentiële verrijking van je eigen leven die momenteel ligt opgesloten in de gefrustreerde creativiteit van die miljoenen arbeiders, teruggehouden door een uitputtende en achterlijke productiewijze, verstikt door vervreemding, verwrongen door de gestoorde logica van de kapitaalaccumulatie! Hier beginnen we een echte sociale identiteit te ontdekken: in alle mensen die over de hele wereld strijden om hun levens terug te winnen zien we onszelf terug.

Ons wordt constant gevraagd om te kiezen tussen twee kanten in een vals conflict. Overheden, ‘goede doelen’ en propagandisten van allerlei soorten en maten hebben er een handje naar om ons keuzes voor te schotelen die helemaal geen keuzes zijn (bijv. de slogan van de Central Electricity Generating Board ‘Nuclear Age or Stone Age’. De CEGB wilt ons doen geloven dat dit de enige alternatieven zijn – we hebben de illusie van keuze maar zolang zij de keuzes bepalen die wij mogelijk achten, bepalen ze ook de uitkomst).

De nieuwe moralisten vinden het fantastisch om diegenen in ‘het rijke Westen’ te vertellen hoe ze ‘offers zullen moeten brengen’ en hoe ze ‘de verhongerende kinderen van de 3e wereld uitknijpen’. De keuze die ze ons bieden is tussen een zelfkastijdend pseudoaltruïsme of een bekrompen pseudo-individualisme. ‘Goede doelen’ verdienen flink aan het resulterende schuldgevoel door ons een product te verkopen: het gevoel dat we iets hebben gedaan, in ruil voor wat muntstukken in het bedelbakje. Ja, als onderdeel van ‘het rijke Westen’ buiten ‘wij’ de derde wereld uit – maar niet persoonlijk, niet opzettelijk. We kunnen wat veranderingen aanbrengen in ons leven, boycotten, offers brengen maar de effecten zijn marginaal. We worden ons bewust van het schijnconflict dat ons voorgehouden wordt wanneer we ons realiseren dat onder dit globale sociale systeem wij, als individuen, net zo vastgeketend zitten in onze globale rol als ‘uitpersers’ als anderen in hun globale rol als ‘uitgepersten’. We hebben een rol in deze samenleving maar weinig tot geen macht om daar iets aan te doen. Wij weigeren de schijnkeuze van ‘opoffering of egoïsme’ door op te roepen tot de vernietiging van het hele globale systeem wiens bestaan die ons die ‘keuze’ oplegt. Het is geen kwestie van wat aan het systeem knutselen, van het brengen van symbooloffers of op te roepen voor ‘wat minder egoïsme’. Goede doelen en hervormers kunnen zich nooit onder het juk van de schijnkeuze uitworstelen.

Diegenen die een gevestigd belang hebben bij het behouden van de huidige situatie trekken ons constant terug in hun valse keuzes – dat wil zeggen, iedere keuze die hun macht intact laat. Met behulp van mythes als ‘als we alles delen is er niet genoeg voor iedereen!’ proberen ze de mogelijkheid van iedere andere keuze de mond te snoeren en het feit dat de materiële voorwaarden voor sociale revolutie al lang bestaan te verbergen.

VII

Ieder pad richting zelfdemystificatie moet die twee moerassen van verloren gedachten vermijden – absolutisme en cynisme; die tweeling modderpoelen die zichzelf vermommen als uitgestrekte velden van subjectiviteit.

Absolutisme is de totale acceptatie of verwerping van alle delen van bepaalde ideologieën, spektakels en reificaties. Een absolutist kan geen andere keuze zien dat de complete acceptatie of complete verwerping.

De absolutist dwaalt langs de rekken van de ideologische supermarkt op zoek naar het ideale product en koopt dit dan all inclusive. Het is beter voor ons als we langs de rekken kunnen lopen, de verpakkingen open scheuren, pakken wat nuttig is voor ons en de rest in brand steken.

Cynisme is een reactie op een wereld overheerst door ideologie en moraliteit. Geconfronteerd met conflicterende ideologieën zegt de cynicus: ‘krijg allebei de tering’. De cynicus is net zo’n consument als de absolutist, alleen dan een die al lang de hoop heeft opgegeven ooit het ideale product te vinden.

VIII

Het dialectische denkproces is een constructief denkproces, een proces van continue synthese van de huidige zelftheorie met nieuwe observaties en benaderingen; een oplossing van de tegenstellingen tussen de oude theorie en de nieuwe theoretische elementen. De resulterende synthese is dus niet een kwantitatieve opsomming van het vorige en het nieuwe, maar een nieuwe kwalitatieve opheffing, een nieuwe totaliteit.

Deze synthetische / dialectische methode van theorievorming staat lijnrecht tegenover de eclectische stijl die slechts een warrige verzameling van de favoriete stukjes van favoriete ideologieën bij elkaar raapt zonder de resulterende contradicties te confronteren. Moderne voorbeelden zijn ‘libertair kapitalisme’, ‘autonoom nationalisme’ en liberalisme in het algemeen.

Als we ons continu bewust zijn van hoe we willen leven kunnen we met kritische blik iets nemen van wat we maar willen in de opbouw van onze zelftheorie: ideologieën, cultuurkritiek, technieken, sociologische studies, mystieke benaderingen, etc. Al het afval van de oude wereld kan doorgespit worden voor nuttige overblijfselen voor diegenen die hiermee aan de slag willen.

IX

De aard van de moderne samenleving, haar globale en kapitalistische eenheid, wijst ons op de noodzaak van het maken van onze zelftheorie tot een unitaire kritiek. Hiermee bedoelen we een kritiek van alle geografische gebieden waar de verschillende vormen van overheersing bestaan (zowel het kapitalisme van het ‘vrije westen’, het voormalige ‘staatskapitalisme’ en haar restanten als het kapitalistische ‘nieuwe socialisme’ van Zuid-Amerika) samen met een kritiek van alle vervreemdingen. Met andere woorden, een kritiek van de totaliteit van het dagelijks leven overal, vanuit het perspectief van de totaliteit van onze eigen begeertes.

Tegenover dit project staan alle politici en bureaucraten, predikanten en guru’s, stadsplanologen en politieagenten, reformisten en ‘militanten’, centrale comités en ‘critici’, bedrijfsmanagers en vakbondsleiders, psychiaters en investeerders en iedereen die probeert om de individuele begeerte ondergeschikt te maken aan een gereificieerd ‘algemeen belang’ dat hen zogenaamd als haar vertegenwoordigers heeft aangewezen. Zij zijn alle fossielen van de oude wereld, alle bazen, alle priesters en monsters die iets te verliezen hebben als mensen het spel van de herovering van hun eigen geest omzetten in de herovering van hun eigen levens.

Revolutionaire theorie en revolutionaire ideologie zijn doodsvijanden – en beiden weten dit.

X

Het zou nu overduidelijk moeten zijn dat zelfdemystificatie en de opbouw van onze eigen revolutionaire theorie onze vervreemding niet zullen uitroeien: ‘de wereld’ (kapitaal en het spektakel) gaan door en reproduceren zich dagelijks.

Hoewel deze tekst de opbouw van zelftheorie als haar focus had, willen we niet impliceren dat revolutionaire theorie los kan bestaan van revolutionair handelen. Om consequent te zijn, om de wereld te reconstrueren, moet de praktijk haar theorie vinden, en dient de theorie gerealiseerd te worden in de praktijk. Het revolutionaire vooruitzicht van het afschudden van de vervreemding en de transformatie van sociale relaties vereist dat theorie niets anders is dan een theorie van de praktijk, van wat we doen en hoe we leven. Anders zou theorie degenereren in een impotente overpeinzing van de wereld, en uiteindelijk in een overlevingsideologie – een geprojecteerde mentale mistbank, een statisch lichaam van versteende gedachten, een intellectueel pantser, dat dient als buffer tussen ons en de wereld om ons heen. En als revolutionaire praktijk niet de praktijk van revolutionaire theorie is, degenereert ze in een altruïstisch militantisme, ‘revolutionaire’ activiteit als sociale verplichting.

We streven niet naar een coherente theorie als doel op zich. Voor ons is het praktisch nut van coherentie dat ze het makkelijker maakt voor iemand om te denken. Het is bijvoorbeeld makkelijker om toekomstige ontwikkelingen in de sociale controle te anticiperen als je een coherent begrip van de ideologieën van moderne sociale controle en technieken hebt.

Het hebben van een coherente theorie maakt het makkelijker om een praktijk te ontwikkelen om de begeertes in je leven te realiseren.

XI

In het proces van de opbouw van een zelftheorie zijn de laatste ideologieën waarmee geworsteld moet worden degenen die het meest op revolutionaire theorie lijken. Deze laatste mystificaties zijn a) situationisme en b) radenisme.

De Situationistische Internationale (1958-1971) was een internationale revolutionaire organisatie die een grote bijdrage leverde aan de revolutionaire theorie. Situationistische theorie is een verzameling kritische theorie die toegevoegd kan worden aan de eigen zelftheorie, en niets meer of minder. Al het andere is de ideologische verbastering die bekend staat als situationisme.

Voor diegenen die voor het eerst in aanraking met de SI komen lijkt ze op ‘het antwoord waar ik al die jaren naar op zoek ben’, het antwoord op het raadsel van een dood leven. Maar dat is precies wanneer een nieuwe alertheid nodig is. Situationisme kan een goede overlevingsideologie zijn, een verdedigingsmechanisme tegen de sleur van het dagelijks leven. In deze ideologie bevindt zich de spektaklistische consumentenrol van het ‘situationist’ zijn, met andere woorden: een verbitterde radicaal en vurige zonderling.

Radenisme (of alternatieven als ‘Zelfbeheer’ of ‘Syndicalisme’) bieden ‘Zelfbestuur’ als een vervanging aan voor de kapitalistische productiewijze.

Echt zelfbestuur is het directe beheer (onbemiddeld door welk afgezonderd leiderschap dan ook) van de sociale productie, distributie en communicatie door mensen en hun gemeenschappen. De beweging voor zelfbestuur stak keer op keer de kop op tijdens de sociale revolutie. In Rusland in 1905 en 1917-21, in Spanje in 1936-37, in Hongarije in 1956, in Algerije in 1960, in Chile in 1972 en Portugal in 1975. De organisatievorm die meestal opgeworpen wordt in de praktijk van het zelfbestuur is die van de arbeidersraden: soevereine algemene vergaderingen van arbeiders en wijken die op mandaatbasis afgevaardigden verkiezen om hun activiteiten te coördineren. De afgevaardigden zijn geen vertegenwoordigers, maar voeren beslissing uit die al genomen zijn door de vergaderingen. Afgevaardigden kunnen op ieder moment herroepen worden, mocht de algemene vergadering het gevoel hebben dat de beslissingen niet goed uitgevoerd worden.

Radenisme is de historische praktijk en theorie van zelfbestuur verworden tot ideologie. Waar de deelnemers aan deze opstanden zich bevonden in een levende kritiek op de sociale totaliteit, beginnende met een kritiek op de loonarbeid, de wareneconomie en de waarde-vorm, maakt het radenisme slechts een deelkritiek: ze streeft niet naar de constante en kwalitatieve verandering van de hele wereld maar naar het statische, kwantitatieve zelfbestuur van de wereld zoals ze vandaag de dag is. De economie blijft daarmee een afgezonderd rijk, afgesneden van de rest van het dagelijks leven en haar dominerend. Aan de andere kant zoekt een beweging voor het veralgemeende zelfbeheer de transformatie van alle sectoren van het sociale leven en alle sociale relaties (productie, seksualiteit, huisvesting, diensten, communicatie, etc.). Radenisme denkt dat een zelfbestuurde economie het enige is wat er toe doet. Ze mist het hele punt: subjectiviteit en de begeerte om het hele leven te veranderen. Het probleem met arbeiderszelfbestuur is dat alles wat het bestuur het werk is.

De wereld kan slechts rechtgezet worden door de bewuste collectieve activiteit van diegenen die een theorie opbouwen waarom ze ondersteboven is. Spontane opstand en insurrectionaire subjectiviteit alleen zijn niet genoeg. Een oprechte revolutie kan alleen plaatsvinden in een praktische beweging waarin alle mystificaties van het verleden bewust weggevaagd worden.

Noot van de vertaler:

[1] ‘Linksisme’ (in het Engels ook wel ‘Leftism’) is een nuttig concept van links-communistische oorsprong maar enigszins lastig om te definiëren. We zouden het kunnen zien als al die stromingen en bewegingen die de concepten en taal van het (libertair) communisme/anarchisme overnemen maar in feite de linkervleugel van het kapitaal vertegenwoordigen. Belangrijk hierbij is dat de ‘kritiek op het kapitalisme’ hier beperkt blijft tot een kritiek op de bourgeoisie als externe klasse, zonder een daadwerkelijke kritiek op de economische en sociale structuur van het kapitalisme te formuleren. Men wilt hierbij in feite een ‘kapitalisme zonder kapitalisten’.

Comments