Postanarchisme in een notendop

Kort artikel over het zogenaamde 'postanarchisme', of over de mogelijke band tussen anarchisme en poststructuralisme en hun wederzijdse beïnvloeding.

Author
Submitted by Jean K on June 17, 2023

De laatste jaren is er een groeiende interesse voor wat sommigen ‘postanarchisme’ zijn gaan noemen; bij gebrek aan beter, want de term wordt gebruikt om een heel verscheiden denkrichting te beschrijven, die bovendien misschien ongegronde temporele implicaties heeft. In ieder geval is het zelfs voor hen binnen het milieu een term die met veel terughoudendheid gebruikt wordt. Hij refereert aan een golf van pogingen om het anarchisme opnieuw uit te vinden in het licht van belangrijke ontwikkelingen in de hedendaagse radicale theorie en in de wereld in het algemeen, ontwikkelingen die een aanvang namen met de gebeurtenissen van Mei 1968 in Parijs en het intellectuele milieu waaruit de opstand ontsproot. Inderdaad, in het voorwoord tot Andrew Feenbergs recente boek over de gebeurtenissen, When Poetry Ruled the Streets, wijst Douglas Kellner erop dat de poststructuralistische theorie, zoals die zich ontwikkelde in Frankrijk, geen verwerping van die beweging was, zoals soms gedacht wordt, maar voor het grootste deel in feite een voortzetting was van de nieuwe vormen van denken, kritiek en actie die in die tijd in de straten tot uitbarsting gekomen waren. Zoals hij het stelt: ‘De passionele intensiteit en kritische geest in vele versies van de Franse postmoderne theorie is een voortzetting van de geest van 1968… Baudrillard, Lyotard, Virilio, Derrida, Castoriadis, Foucault, Deleuze, Guattari en andere Franse theoretici die geassocieerd worden met de postmoderne theorie, waren allen deelnemers aan Mei 1968. Zij deelden in het revolutionaire elan en in de radicale aspiraties ervan, en zij trachtten nieuwe vormen van radicaal denken te ontwikkelen, die in een andere historische conjunctuur het radicalisme van de jaren 1960 voortzetten’ (2001, p. xviii). Dus, of het nu zelfbewust is van dit feit of niet, uiteindelijk is het tegen deze achtergrond dat het ‘postanarchisme’ recentelijk opdook om een hybride theorie en praktijk te creëren uit de meest fascinerende elementen van het vroege anarchistische denken en meer recente kritische theorieën die ontstaan zijn uit deze en andere gelijkaardige milieus over heel de wereld. Zodoende geeft het vandaag een nieuwe stimulans aan de mogelijkheid van een politiek wiens belangrijkste slogan ‘alle macht aan de verbeelding’ is. Dat dit zou gebeuren, zou natuurlijk geen verrassing mogen zijn: het is welgekend dat het anarchisme een belangrijk element was in de gebeurtenissen van 68, zoals ondermeer blijkt uit Raoul Vaneigems verklaring dat ‘van nu af aan zal geen enkele revolutie die naam nog waard zijn als zij niet, op zijn minst, de radicale eliminatie van iedere hiërarchie inhoudt’ (2001, p. 78), maar ook uit de opmerkelijk gelijkluidende verklaring van Michel Foucault een decennium later, waarin hij stelde: ‘waar de macht van het Sovjet-socialisme in vraag werd gesteld, spraken zijn tegenstanders van totalitarisme, de macht in het Westerse kapitalisme werd door de marxisten aangeklaagd als klassenheerschappij, maar de machtsmechanismen zelf werden nooit op zich geanalyseerd. Deze taak kon enkel beginnen na 1968, dat wil zeggen op basis van een dagelijkse strijd vanuit de basis, naast hen wier strijd gelokaliseerd was in de fijne mazen van het web van de macht’ (Gordon, 1980, p. 116).

Dit zijn slechts twee van de meest duidelijke voorbeelden van deze erfenis, maar talrijke andere kunnen gemakkelijk aangehaald worden om wat hier beweerd wordt te staven. Ook al kan tegengeworpen worden dat vele van de deelnemers ook sterk beïnvloed waren door het existentialisme, de fenomenologie, de Frankfurter Schule en het Westers Marxisme in het algemeen, het kan niet ontkend worden dat het hele tijdperk, en de theoretici die er uit voortkwamen, doordrongen was van een sterke anarchistische, antihiërarchische ethiek. Het kan dus duidelijk worden aangetoond dat het anarchisme, zij het misschien indirect, een belangrijke invloed heeft uitgeoefend op vele van deze denkers, die allen het grootste deel van hun werk in de nasleep van 1968 geproduceerd hebben. Paul Virilio bijvoorbeeld heeft vaak zijn affiniteit met het anarchisme uitgesproken, en zijn participatie aan de gebeurtenissen van 68 als één van de belangrijke redenen daarvoor aangeduid. Ondanks wijdverspreide opvattingen van het tegendeel, hebben de poststructuralisten nooit afstand genomen van de opstandige en andere sociale bewegingen na Mei 68. Virilio's betrokkenheid, samen met Foucault, Deleuze, en Guattari in de autonomie- en vrije radiobewegingen in Italië en Frankrijk in de late jaren 1970, Foucaults engagement met de queerbevrijding- en antigevangenisbewegingen in de jaren 1980, Luce Irigiray’s en Judith Butlers connectie met het derde golf feminisme in de jaren 1990 en Derrida’s en Agambens werk met de Sans Papiers/No Border beweging, net als Hardt en Negri’s uitgebreide banden met de antiglobaliseringsbeweging van de laatste jaren, zouden op zich al meer dan genoeg moeten zijn om die mythe te doen verdwijnen. Andere absurde kritieken die soms gehoord worden, die een eerder uniek voorbeeld als cyberfeminist Donna Haraway nemen om te argumenteren dat poststructuralisten onkritisch zijn tegenover technologie, of een neonihilist als Jean Baudrillard om te bewijzen dat zij de mogelijkheid van verzet ontkennen, getuigen eveneens van onwetendheid, want de andere kant van deze onware en veralgemenende uitspraken is dat een politiek van ‘verzet’ een centraal element doorheen het hele corpus van Foucaults werk was, net zoals een niet-aflatende kritiek op de technologie in al haar vormen, van militair tuig tot televisie, cruciaal is heel Virilio's werk. Zo, ver van het beeld dat sommigen ervan willen schetsen, ontsprong het poststructuralisme uit een veel bredere antiautoritaire omgeving die begon bij wat tot dan bestond aan radicale, maar nog abstracte theorieën, en die in de straten van Parijs in de praktijk zette. Ondanks al haar limieten over de jaren, want haar oorsprong ligt hier, bevat het vele sterke anarchistische elementen die elders niet kunnen worden gevonden. Daarom is het ook voor de hand liggend dat onder deze denkers veel kan gevonden worden dat van nut kan zijn voor anarchisten vandaag, die hun theorie relevant willen houden voor de contouren van een heerschappijstructuur die niet buiten ruimte en tijd bestaat, maar constant in een staat van flux en transformatie is.

Zoals gezegd is de term ‘postanarchisme’ onlangs opgekomen als een term die gebruikt kan worden om het fenomeen te beschrijven van de ontwikkeling van deze radicale antiautoritaire poststructuralistische theorie, haar mutatie en splitsing in tientallen hybride kritische theorieën gedurende de laatste drie decennia, en uiteindelijk haar terugkeer om op haar beurt de theorie en praktijk van één van haar eerste wortels te verrijken. Het anarchisme lijkt steeds opnieuw de lessen te vergeten van de recente gebeurtenissen die het dagelijkse leven van vandaag vorm hebben gegeven, dit met het ongelukkige resultaat van een fetisjering van de ‘grootse geschiedenis’ aan de ene kant, en van de ‘glorieuze toekomst’ aan de andere kant. Zoals we hebben gezien in het voorbeeld van de anarchistische gebeurtenissen van Mei 68, is het niet simpel het poststructuralisme dat het anarchisme vandaag inspireert, maar was en is in feite net zo goed het omgekeerde het geval, ook al werd dit door bijna iedereen genegeerd – tot voor kort. Om te begrijpen wat het opkomende fenomeen van het postanarchisme op dit moment ‘is’, moet men eerst en vooral nagaan wat het niet is. Het is geen ‘isme’ zoals de andere, het is geen andere set van ideologieën, doctrines en geloofsovertuigingen die positief kan uitgelegd worden als een gesloten totaliteit waaraan men zich moet conformeren en waarmee men dan kan agiteren onder de ‘massa’s’ zodat anderen zich er eveneens rond scharen, als een soort van ideologische vlag. In plaats daarvan verwijst deze strikt negatieve term naar een brede en heterogene waaier van anarchistische theorieën en praktijken die ‘dakloos’ geworden zijn door de retoriek en praktijk van de meeste van de meer gesloten en ideologische anarchismen, zoals anarchosyndicalisme, anarchocommunisme, en anarcho-platformisme en hun hedendaagse afstammelingen, die allen ernaar neigen één of andere vorm van klassenreductionisme, staatsreductionisme of liberale democratie in een meer ‘anarchistische’ vorm te reproduceren, en aldus de vele lessen uit het recente verleden negeren. Postanarchisme vindt men vandaag niet alleen in abstracte radicale theorie, maar evenzo in de levende praktijk van groepen als de No Border bewegingen, People's Global Action, de Zapatista’s, de Autonomen en andere gelijkaardige groepen die, hoewel duidelijk antiautoritair in oriëntatie, zich niet expliciet identificeren met het anarchisme als een ideologische traditie, maar eerder met de algemene geest ervan, in hun eigen en variërende context, en geïnspireerd door een brede waaier van zowel hedendaagse als klassieke radicale denkers.

Het is interessant dat dit alles in een verrassende mate overeenstemt met Hakim Bey’s in 1987 geschreven essay ‘Post-Anarchism Anarchy’; Bey was de eerste die de term hanteerde. In dit essay argumenteert hij dat wat het anarchisme belet om relevant te worden voor de werkelijk uitgeslotenen in de samenleving, dat wat ook vele anti-autoritairen weg houdt van het anarchisme, het feit is dat het zo in beslag wordt genomen door haar eigen strikt afgebakende ideologieën en sektes dat het uiteindelijk de verschillende doctrines en ‘tradities’ van het anarchisme verkeerdelijk voor de levende ervaring van de anarchie zelf is gaan nemen. Opgesloten tussen een tragisch verleden en een onmogelijke toekomst, aldus Hakim Bey, is het anarchisme een ideologische doctrine geworden die men aanhangt, eerder dan een levende theorie die de boel op stelten kan zetten in de gedecentraliseerde postindustriële controlemaatschappij. Dit alles zou dan resulteren in een universeel opgeven van iedere reële politiek van het heden - een punt dat ook gemaakt werd door Raoul Vaneigem in Mei 68, maar dan met betrekking tot de samenleving in het algemeen. Bey gaat verder met te benadrukken dat het gebrek aan aandacht van de verschillende ideologische anarchismen voor de reële verlangens en behoeften even laakbaar is als hun terughoudendheid tegenover recentere radicale theorie, voor die uitdagende ideeën die te ‘riskant’ of ongemakkelijk lijken te zijn, vooral voor een anarchisme dat zich genesteld heeft in zijn ‘vorm’, een beetje zoals de postindustriële tijdelijke werker, die ’s avonds in zijn zetel ploft en daar volledig uitgeput blijft liggen. Indien we deze verleiding zouden weerstaan en het anarchisme open stellen voor een engagement in deze zin, stelt hij, zouden we de strijd kunnen opnemen waar hij was achtergelaten door de Situationisten in '68 en de Autonomen in de jaren zeventig, en hem op een hoger stadium verder kunnen voeren (1991, p. 62), ver voorbij het punt waar de grassrootsradicalen, anarchisten, existentialisten, heterodoxe marxisten en poststructuralisten dat ooit in het verleden hebben gedaan. Maar voor Bey zal een postanarchistische politiek enkel echt mogelijk worden indien de anarchisten een heleboel achtergebleven fetisjen zouden opgeven die het anarchisme houden in haar eigen kleine netwerk van ideologische getto’s, fetisjen zoals alle vormen van ideologische zuiverheid, concepties van macht als simpel brutaal en open, vastgeroeste ideeën over arbeid en werk, vooroordelen tegen culturele vormen van verzet, seculaire culten van scientisme, anti-erotische dogma’s die vele vormen van seksualiteit verbannen naar het toilethokje, verheerlijking van formele organisatie ten nadele van spontane actie, en territoriale tradities die ruimte en politiek met elkaar verbinden en dus de mogelijkheid van nomadische praktijken negeren.

Veertien jaar later, na belangrijk grondleggend werk door radicale theoretici zoals Andrew Koch en Todd May, dook deze schematische formulering van ‘postanarchisme’ opnieuw op, maar in een ietwat andere en meer conceptueel uitgewerkte vorm, bij de Australische politieke theoreticus Saul Newman in zijn boek From Bakunin to Lacan: Antiauthoritarianism and the Dislocation of Power. Hier verwijst de term naar een theoretische beweging voorbij het klassieke anarchisme, naar een hybride theorie die bestaat uit een synthese van het anarchisme en specifieke concepten en ideeën uit het poststructuralisme, zoals posthumanisme en anti-essentialisme. Newman verklaart dat ‘door de poststructuralistische kritiek te gebruiken, kan men de mogelijkheid van een politiek verzet zonder essentialistische garanties theoretiseren: een politiek van postanarchisme..., door de morele principes van het anarchisme te verbinden met de poststructuralistische kritiek van het essentialisme, kan men komen tot een ethisch werkbare, politiek verdedigbare, en echte democratische notie van verzet tegen heerschappij... Foucaults verwerping van een 'essentieel' verschil tussen waanzin en rede; Deleuze en Guattari’s aanval op Oedipale representatie en staatsgecentreerd denken; Derrida’s invraagstelling van de vooronderstelling van de filosofie dat spreken belangrijker is dan schrijven, zijn allen voorbeelden van deze fundamentele kritiek van autoriteit’ (2001, p. 158). Zoals ook in Hakim Bey’s conceptie van postanarchisme, is ook hier duidelijk hoe het antiautoritarisme dat Newman ziet in de poststructuralistische theorie zijn oorsprong heeft in de wereldhistorische sociale bewegingen aan het eind van de jaren 1960; in de radicale antiautoritaire geest van het anarchisme, die in de loop der jaren muteerde in duizend verschillende minivirussen, die al deze kritische theorieën op vele verschillende manieren infecteerden en pas nu weer herontdekt worden. Hoewel hij kritisch is ten opzichte van het essentialisme, dat hij als inherent ziet aan het denken van canonieke anarchisten als Kropotkin en Bakoenin, verwerpt Newman’s begrip van het postanarchisme niet alle vroegere anarchistische denken; zijn omarming van Stirners egoïsme als de belangrijkste voorloper van een postanarchistische politiek is daar een duidelijk voorbeeld van. Tenslotte moet het opgemerkt worden dat het precies in deze zin is dat Newmans opvatting vergelijkbaar is met het ‘postmarxisme’ van Ernesto Laclau en Chantal Mouffe, in de zin dat het postanarchistisch is, maar evenzeer postanarchistisch (2001, p. 4), dat wil zeggen dat het geen totale verwerping is van het klassieke anarchisme, maar eerder een stap voorbij de limieten van het Verlichtingsdenken in dat klassieke anarchisme dat totnogtoe niet echt bekritiseerd was, terwijl tegelijkertijd de beste elementen van dat denken omarmd worden, evidente zaken als het vermogen van mensen om zichzelf te regeren, etc.; virale stammen van een mutant poststructuralisme dat plots in een nieuwe vorm weer opduikt na een lange en nomadische ballingschap.

Sinds de publicatie van Newmans boek in 2001, zijn er verschillende pogingen geweest om een concept van postanarchisme uit te werken, die vele van zijn specifieke ideeën over de anarchistische elementen van het radicale poststructuralistische denken opnemen en het tegelijkertijd uit de ivoren torens van de academies halen en binnenbrengen in de bredere, meer diverse, en meer ontvlambare milieus, meer zoals Bey het in het begin beschreef toen hij de term in 1987 concipieerde. Eerder dit jaar [2003] startte ik een listserver en een website met de naam ‘postanarchism’ met de bedoeling om precies dat te doen; ik maakte die bekend op Indymedia-websites over heel de wereld, op het Infoshop-nieuwsbulletin en op verschillende listservers van radicale activisten en anarchisten, en kreeg honderden reacties van anarchisten, activisten en intellectuelen, over het algemeen mensen die op één of andere manier er in slaagden om alle drie tegelijkertijd te zijn. Sindsdien is er een steeds dynamischere discussie ontstaan, gaande van meer activistische topics over sociale bewegingen, zoals de No Borders beweging die ideeën van kritische theoretici zoals Giorgio Agamben, Michael Hardt, Antonio Negri en Jacques Derrida aan boord hadden genomen, tot meer strikt intellectuele vraagstukken, zoals over de mate waarin vroegere anarchistische denkers als Bakoenin en Kropotkin esentialistisch waren in hun opvattingen over de mens, of de meer expliciete anarchistische discussie over welke tendensen in het hedendaagse anarchisme, zoals het ‘insurrectionalistische’ anarchisme, sociale ecologie of anarchofeminisme het meest relevant zijn in de huidige wereldorde. Op dit moment wordt er zelfs gepraat over een ‘postanarchisme-anthologie’, om de tientallen essays die circuleren op het internet samen te brengen. De anthologie zal heel waarschijnlijk teksten bevatten zoals die van voormalig Black Panther Ashanti Alston over wat hij beschouwt als een poststructuralistisch Afrikaans anarchisme, een combinatie van het denken van Wole Soyinka, Sam Mbah, Todd May en Saul Newman, of de tekst van Jesse Cohn en Shawn Wilbur die Newmans opvatting van postanarchisme bekritiseren, en argumenteren dat Bakoenin en Kropotkin veel minder essentialistisch waren en veel kritischer tegenover het sciëntisme dan Newman aanneemt.

In ieder geval kan nu al worden gezegd dat het resultaat van de listserver, de website en de komende anthologie is dat niet alleen de discussie en de definitie van postanarchisme een hybride is geworden van Bey's en Newmans begrip van de term, maar ook van tientallen anderen die schrijven over de kruisbestuiving tussen anarchisme, poststructuralisme en andere kritische theorieën sinds op zijn minst het begin van de jaren 1990, met een frequentie en een dynamisme dat momenteel zijn hoogtepunt bereikt. Anarchisten met verschillende achtergronden en ideeën hebben zo, vaak zonder het van elkaar te weten, gepoogd om de hedendaagse anarchismen relevant te maken voor hun eigen specifieke situatie, vaak door voorbij het poststructuralisme zelf te gaan en door vrijmoedig te leen te gaan bij het beste van de hedendaagse radicale theorie, zoals de fenomenologie, de kritische theorie, het situationisme, het postkolonialisme, de autonomietheorieën, het postmodernisme, het existentialisme, het postfeminisme, het Zapatisme enzovoort. Andrew Koch bijvoorbeeld stelt dat postfeministen als Helene Cixous, Luce Irigiray en Julia Kristeva veel te leren hebben aan hedendaagse anarchisten over de autoritaire elementen in het patriarchale funderingsdenken; Dominguez onthult de poëtische verbanden tussen de Zapatista-strategieën van een gedecentraliseerde netwerkoorlog en de Deleuze-Guattariaanse rizomatische vormen van verzet tegen de staatsvorm, en herinnert er ons aan dat geen van hen ‘ingeplugd’ moeten worden om effectief te zijn. Het mag duidelijk zijn dat, behalve het verzet tegen alle vormen van heerschappij, het enige wat deze theoretici delen een extreem gebrek aan consensus is over wat het betekent om het anarchisme te verbinden met deze wijd uiteenlopende filosofieën. In feite, terwijl sommigen het postanarchisme hebben gebruikt als een excuus om eerdere stromingen binnen het anarchisme, zoals het anarchosyndicalisme, geheel af te schrijven, is het ironisch dat sommige van de theoretici die door deze postanarchisten als voorbeeld worden genomen, zoals Paul Virilio, Michael Hardt en Antonio Negri, nu juist flirten met versies van deze traditie op verschillende plaatsen in hun werk, en termen gebruiken als ‘de algemene staking’ (Virilio, 1997, p. 41) ‘anarchosyndicalistisch’ (Armitage, 2001, p. 19) en ‘One Big Union’, allemaal in positieve zin (Hardt and Negri, 2000, p. 206).

Radicale theorieën, net zoals de wereld waarin zij ontstaan, zijn voortdurend in beweging, een nomadisme dat zich nooit vestigt, nooit volledig verhardt in één specifieke vorm, en waarin het ‘verleden’ telkens terugkeert in nieuwe en onverwachte vormen. Zo hebben vele poststructuralistische intellectuelen, nadat hen verweten werd dat zij in toenemende mate apolitiek en obscuur werden, gehoor gegeven aan deze kritiek door een duidelijkere taal te gebruiken en te pogen hun theorieën actief te verbinden met de praktijk van reëel bestaande sociale bewegingen. Deze recente tendens, het duidelijkst zichtbaar in het recente werk van of Paul Virilio, Giorgio Agamben, Jacques Derrida, Michael Hardt en Antonio Negri, kan dus gezien worden als een terugkeer naar de wortels van het poststructuralisme in de gebeurtenissen van Mei '68, toen intellectuelen revolteerden tegen hun rol als organisatoren van de cybernetische maatschappij en tezamen met miljoenen arbeiders, migranten, vrouwen en anderen deze wereld op zijn kop zetten, ook al was het maar voor enige korte, maar zalige, momenten. Het is in deze zin dat de verschijning van het postanarchisme ook gezien kan worden als een aspect van deze terugkeer van een vergeten recent verleden, die op zijn minst gedeeltelijk het gevolg is van de terugkeer van een wereldwijde historische sociale beweging die alle vormen van technocratische heerschappij uitdaagt en, zoals Bey had gehoopt, de strijd van Mei ’68 en de Italiaanse autonomie naar een volgend stadium brengt; een fenomeen dat misschien het best kan samengevat worden, tenminste op dit ogenblik, met de uitspraak: ‘noch de normalisering van het klassieke anarchisme, noch de depolitisering van het poststructuralisme!’

(vertaling: Jean Klak, maart 2011)

Literatuur

Armitage, John 2001. Virilio Live: Selected Interviews. London: Sage Publications.

Bey, Hakim, 1991. TAZ: The Temporary Autonomous Zone, Ontological Anarchy, Poetic Terrorism. Brooklyn: Autonomedia.

Andrew Feenberg and Jim Freedman, 2001. When Poetry Ruled the Streets: The French May Events of 1968. Albany: SUNY Press.

Gordon, Colin, ed., 1980. Michel Foucault, Power/Knowledge: Selected Interviews and Other Writings 1972-1977, New York: Pantheon Books.

Michael Hardt and Antonio Negri, 2000. Empire. Cambridge: Harvard University Press.

Ernesto Laclau and Chantal Mouffe, 2001. Hegemony and Socialist Strategy. London: Verso.

May, Todd, 1994. The Political Philosophy of Poststructuralist Anarchism. University Park: Pennsylvania State University Press.

Newman, Saul, 2001. From Bakunin to Lacan: Antiauthoritarianism and the Dislocation of Power. Lanham: Lexington Books.

Vaneigem, Raoul, 2001. The Revolution of Everyday Life. London: Aldgate Press.

Virilio, Paul, 1997. Pure War. New York: Semiotext(e)

Nvdv: Bovenstaand artikel verscheen oorspronkelijk in het Engels (‘Postanarchism in a nutschell’) in 2003, en is dus op sommige punten al ietwat gedateerd. Als ik hem alsnog vertaalde dan is dat omdat hij precies doet wat hij zegt: een korte inleiding geven tot een ‘nieuwe’ ontwikkeling in het anarchisme, interessant genoeg voor een breder, Nederlandstalig publiek.
Hoewel de ‘postanarchism listserv’ is afgesloten, kunnen nog vele teksten op het internet teruggevonden worden, een goede start is wikipedia en theanarchistlibrary.org., waar verschillende teksten onder de noemer ‘postanarchism’ werden samengebracht, en is er de blog post-anarchism.blogspot.com/
Ondertussen is ook de in de tekst vermelde anthologie verschenen: Duane Rousselle and Süreyyya Evren: Post-Anarchism. A Reader., London: Pluto Press, 2011, naast nieuw werk van ondermeer Saul Newman (Power and Politics in Poststructuralist Thought: New Theories of the Political. London: Routledge, 2005; Unstable Universalities: Postmodernity and Radical Politics. Manchester: Manchester University Press, 2007; The Politics of Post Anarchism. Edinburgh: University of Edinburgh Press: 2010) en Todd May (The Moral Theory of Poststructuralism. University Park: Pennsylvania State University Press, 2004; Gilles Deleuze . Cambridge: Cambridge University Press, 2005; Philosophy of Foucault. Montreal: McGill-Queen's University Press, 2006; The Political Thought of Jacques Rancière: Creating Equality. Edinburgh: Edinburgh University Press, 2008). Vermelden we ook nog, uit Franstalige hoek deze keer, de uitstekende uitgebreide en kritische bespreking van de thematiek door Vivien García: L’Anarchisme aujourd’hui, Préface de Daniel Colson. L’Harmattan (Coll. La Librairie des Humanités), 2007.

Ten slotte, ook in ons taalgebied werd al gewezen op de banden tussen anarchisme en poststructuralisme, zie o.m. Henk Oosterling: “Vrij-denken als bevrijding van het denken. Foucaults anarchie tegen de almacht van het denken" in: De As. De bevrijding van het anarchisme, 109/110, p. 79-98 (1995). Van dezelfde auteur is ook de monumentale studie over het ‘differentiedenken’: Door schijn bewogen. Naar een hyperkritiek van de xenofobe rede. Kok Agora, Kampen, 1996, en samen met Siebe Thissen redigeerde hij de essaybundel Chaos ex machina: Het ecosofisch werk van Felix Guattari op de kaart gezet, CFK, Rotterdam, 1998.

Attachments

Comments

Related content