Strijdmogelijkheden buiten de vakbonden - Kämpa tillsammans

Interview met de Zweedse autonomistische groep Kämpa tillsammans over "faceless resistance" and organisatie op de werkvloer.

Submitted by CercleNoir on February 19, 2013

M: Wat is Kämpa tillsammans?

KT: We noemen onszelf een schrijvers collectief, waar we gezamenlijk discussiëren. We houden ons bezig met klassenstrijd theorie.

M: Waarom zijn jullie de groep begonnen?

Oorspronkelijk omdat we een pamphlet hadden samengesteld met teksten uit de autonomistische beweging in West-Europa. We noemden het pamflet Kämpa tillsammans, maar we hadden geen groepsnaam. We waren eigenlijk helemaal geen groep, meer een soort redactie. We werden geïnterviewd door het Deense blad Autonomi en zei noemden ons Kämpa tillsammans. Toen we later zelfs iets wilden gaan schrijven zijn we die naam gaan gebruiken.

M: In wat voor vragen en discussies waren jullie geïnteresseerd toen jullie begonnen met schrijven?

De eerste redden was om de crisis in Zweden in het begin van de jaren ’90 te verklaren. Om die te begrijpen en om onze plek in de wereld te begrijpen, waar mogelijkheden waren en waar niet. Toen we het pamflet "Samma fiender, samma kamp" (Zelfde vijand, Zelfde strijd) schreven vermoedden we dat de strijd buiten de vakbonden om toe zou nemen en het was in deze conflicten dat we een toekomst zagen voor radicale arbeidersstrijd. We hadden toen nog niet genoeg werkervaring om een diepere analyse op te bouwen, dat kwam later.

M: Waarom richtten jullie je op de strijd buiten de vakbonden?

Het hield verband met waar we toen in ons leven waren, op de werkvloer. Na betrokken te zijn geweest in campagnes buiten onze directe belangen, zoals single issue campagnes, denk ik dat toen we begonnen te werken in werkplekken waar bestaande strijd plaatsvond we dachten “dit is waar het gebeurt”. Daar kwam de noodzaak voor een hoop dingen vandaan.

Het was deze strijd waarvan we zagen dat ze dagelijks nut had op de werkvloer. Dat we ons richtten op de strijd buiten de vakbonden kwam door het feit dat we erg weinig mogelijkheden zagen om met de vakbonden samen te werken, ondanks het feit dat we ze erg pragmatisch bekeken. Maar het was de strijd buiten de vakbond die wel werkte. Sommigen van ons probeerden binnen de vakbonden te werken, vanwege onze linkse achtergrond, maar we beseften al snel dat de mogelijkheden tot strijd daar erg beperkt waren, het schoot gewoon niet op.

M: In een van jullie eerdere teksten introduceerden jullie de term “faceless resistance” om de strijd buiten de vakbond te beschrijven. Waarom kozen jullie die term en wat bedoelen jullie er mee?

We wilden een uitdrukking of term die verschillende informele en onmiddellijke vormen van klassenstrijd beschreef: go-slow, sabotage, prikacties en diefstal op de werkplek. We wilden een term die deze dingen beschreef en toen gingen we de term “faceless resistance” gebruiken, omdat die strijd voor een groot deel onzichtbaar is, niet open en bloot. Later gingen mensen het ook gebruiken om gemaskerde protesten aan te duiden, iets wat we ook in gedachten hadden, maar waar we nooit iets over gezegd hadden. We zagen dat er parallellen waren tussen militante straat confrontaties en strijd op de werkvloer, dat er overeenkomsten waren.

M: In de tekst waar jullie ‘faceless resistance’ introduceerden begonnen jullie ook een soort arbeidersonderzoek, waar jullie het dagelijks leven op jullie werkplek en de informele strijd daar beschreven. Waar ging dat arbeidersonderzoek over?

Het idee van arbeidersonderzoek is deels om te laten zien dat die strijd daar is en om te laten zien hoe ze ontstaat. Maar het gaat er ook om, om voorbij onze eigen situatie te denken en deze strijd in een breder perspectief te zien. De analyse, die we eigenlijk uitvoerden in “Zelfde vijanden, zelfde strijd”, is dat wat er eigenlijk dagelijks op de werkvloer gebeurd klassenstrijd is. Strijd is de natuurlijke toestand en niet, zoals zo vaak gezegd over Zweden, de uitzondering. Het onderzoek wordt uitgevoerd terwijl je werkt om de mogelijkheden en obstakels te zien, het is niet iets waar je naderhand pas over schrijft. Een groot deel van de basis van het onderzoek zijn de discussies met collega’s in de pauze.

M: Wat waren de reacties op de artikelen over faceless resistance en hoe werden de arbeidersonderzoeken ontvangen?

In het begin was het erg frustrerend, iets wat ik opmerkte toen ik terugkeek op onze bijdrages uit die tijd, een heleboel mensen begrepen niet wat we bedoelden. Tegelijkertijd werd het vrij goed ontvangen door mensen die zich ook bezig hielden met onafhankelijke of directe strijd op de werkvloer, bijv. vakbondsmilitanten binnen de LO en de SAC (de sociaaldemocratische en anarcho-syndicalistische vakbonden), zij zagen direct onze centrale argumenten. Toen duurde het een tijdje.

Er was een kleine opleving hier in Malmö toen een heleboel activisten hun eigen werkvloer rapporten gingen schrijven en elkaar gingen interviewen. Werkpraat was iets waar je voor ging zitten en met elkaar over praatte in de kroeg. Langzaam werden de term faceless resistance, wat iedere andere naam had kunnen hebben, en onderzoeken meer gemeengoed. Deels door waar we over schreven en over praatten maar ook uit zichzelf.

We hebben gehoord dat mensen zichzelf in de teksten herkenden en een “aha moment” hadden. Het is vergelijkbaar met het “aha moment” dat wij hadden tijdens onze interne discussies, toen we begrepen wat klassenstrijd betekend en hoe het zich manifesteert van dag tot dag.

M: Er warden twee soorten kritiek gebracht over de term faceless resistance. De eerste was gericht op de beschrijving van iets wat meer een individuele strijd leek, dat dit iets is wat je als individu doet en dat het geen collectieve dimensie had.

Die kritiek is ondertussen al verdwenen omdat we bleven benadrukken dat faceless resistance vaak collectief is. En soms is het slechts individueel, wat vaker naar het toilet gaan dan nodig is iets wat je moeilijk collectief kan doen. Maar we hebben altijd benadrukt dat werkvertraging een collectief proces is. Dit begonnen mensen te begrijpen.

M: De andere kritiek meende dat dit allemaal strijd op een micro niveau was. In plaats van grote, open conflicten te bediscussiëren zoals stakingen en loonsonderhandelingen, keken jullie naar kleine conflicten zoals koffiepauzes en werkvertraging.

Het ging er deels om, iets wat misschien niet altijd duidelijk was, dat dit een vorm van politiek van kleine stappen is. Dat de arbeiders in de arbeidersgroep ook degenen zijn die die groep maken. Het is door de kleine conflicten dat je leert winnen en dat je een gezamenlijke ervaring van strijd leert kennen om zo de grotere conflicten aan te kunnen gaan. Het is niet alleen de ervaring die men opdoet, collectieve strijd komt niet uit het niets en is verbonden met de aanwezigheid van een sterke groep.

De Indiase groep Kammunist Kranti had wat interessante ideeën die ons inspireerden. Ze vertelden ons hoe hun deelname aan grote conflicten ontstond, met tienduizenden deelnemers, zonder dat het open conflicten werden zoals een staking, maar dat men in plaats daarvan aan het werk bleef en aan werkvertraging deed. Hun voorbeeld liet zien dat het idee ook werkt als er veel deelnemers zijn. Hun voorbeeld liet ook zien dat de kritiek dat dit iets was waar alleen bevoordeelde arbeiders aan konden deelnemen onzin was.

M: In sommige van jullie latere teksten spraken jullie ook over hoe informele arbeidersgroepen ontstonden en zich ontwikkelden. Maar jullie keken ook naar de andere kant, hoe de bazen discussieerden over verschillende management theorieën. Wat kunnen we daar van leren?

Onze meest recente teksten zijn dieper ingegaan over hoe faceless resistance wordt georganiseerd en ontwikkeld op de werkvloer. Maar ook over hoe het tegengegaan wordt. We vonden het niet meer voldoende om alleen te beschrijven hoe het er uitzag en hoe het werkte, dan zouden we onszelf slechts herhalen.

Werkvloer rapporten werden na een poosje erg eentonig, hetzelfde werd constant opnieuw beschreven. In plaats daarvan begonnen we te beschrijven hoe een arbeidersgroep ontstond. Over de connectie dat je op het werk met z’n allen onder druk werd gezet, dat je samen werkte, dat dat in feite de enige reden was dat je samen was en dat je elkaar daar leerde kennen en vertrouwen voor grotere strijden. Het wordt heel erg duidelijk dat het een collectieve strijd is. Het is niet zozeer een spontane strijd, het gaat niet over spontaniteit. Facless resistance is soms erg georganiseerd en niet per se spontaan, denk ik.

M: In jullie teksen ligt de focus vaak op strijd op de werkvloer. Hebben jullie de strijd buiten de werkvloer bediscussieerd. Wat voor groepen, behoeftes en begeertes die uitdrukken?

Nee, we hebben een erg sterke focus op de werkvloer. We zijn zelf betrokken geweest in andere strijden maar we zijn terughoudend om conclusies te trekken over iets waar we niet zo’n goede grip op hebben.

M: Jullie waren betrokken bij het opstarten van de Vår Makt (Onze Macht) conferenties in Malmo. Wat is de motivering hiervoor?

Het zijn klassenstrijd conferenties waar van alles besproken wordt maar boven alles strijd op de werkvloer. Op de conferenties wordt alles van de implicaties van olie in het Midden Oosten en stedelijke architectuur besproken tot heel concrete zaken zoals workshops met mensen werkzaam in dezelfde sector. Ik hoop dat de Vår Makt-meetings de toon hebben gezet en helpen om te bouwen aan wat ik zie als een zinnige focus binnen links als het om de strijd op de werkvloer gaat.

M: Wat voor veranderingen hebben plaatsgevonden, van de ‘90s single issue campagnes tot de beweging van vandaag? Wat is er anders aan de discussies van vandaag?

Vandaag gaat het veel meer over de behoeftes van mensen, zowel in dingen als file sharing, zwartrijden als zaken rondom de werkvloer zoals meer vrije tijd, hoe je meer van je werk kan halen en hoe je beter met eisen van het werkeloosheidscentrum om kan gaan. De politiek van vandaag gaat meer over onze eigen behoeftes en we bepalen nu zelf onze agenda, zonder alleen maar boos te zijn over wat er allemaal in de wereld aan de hand is.

M: Wat was nuttig om mee te nemen uit het activistenmilieu naar de klassenstrijd in ons dagelijks leven?

Het conflictgerichte perspectief. Als je op de werkvloer komt zie je vanaf het begin dat de baas, het management en het bedrijf de vijand zijn. Zowel dat als de anonimiteit. Dat je niet geïnteresseerd bent in een ‘fair gevecht’, je kan parallellen zien met antifascisme waar de confrontaties nooit een-op-een zijn en waar je gewoon je best doet om te winnen. Ook hielp een vorm van organisatie via affiniteitsgroepen, waar je je met je collega’s organiseert. Waar je ziet dat je op de werkvloer dicht bij elkaar moet blijven, problemen intern moet oplossen en elkaar moet steunen als er zich conflicten voor doen. Of de conflicten goed uitpakten kan later bediscussieerd worden.

M: Zelf-onderzoeken verspreiden zich nu, faceless resistance is een geaccepteerd begrip binnen de buitenparlementair, buitenvakbondelijke linkse beweging en de Vår Makt conferenties zijn zich gaan verspreiden naar andere plaatsen. Wat is de volgende stap, in jullie mening, om verder te gaan met deze concepten en praktijken?

Ik denk dat een aantal onderzoeken nu moet laten zien waar het pad voorwaarts ligt. En dan zijn er nog wat problemen met het opbouwen van een sterke arbeidersgroep die we moeten overwinnen. Het eerste probleem is hoe we ze überhaupt moeten opzetten, omdat veel mensen banen hebben waar er erg weinig collega’s zijn of waar ze zelfs helemaal alleen werken, zoals truckers, au pairs of mensen die werkeloos zijn. Via het internet of andere ruimtes kunnen we elkaar ontmoeten en een band opbouwen die er anders niet is als we elkaar niet ontmoeten op de werkplek. Hoe kunnen we sterke strijd voeren op de werkplek onder zulke condities?

Ten tweede, als we een arbeidersgroep hebben, hoe kunnen we dan een offensieve strijd voeren zelfs als we niet direct met iets heftigs bedreigd worden (zoals een sluiting)? Als er militante conflicten zijn waar veel mensen aan deelnemen worden de werkplekken vaak op de een of andere manier ook bedreigd, met sluiting of reorganisatie bijvoorbeeld. En dan is het vaak te laat. Dat is een van de problemen die ik tegenkom. Ik denk ook dat een ander probleem de mogelijkheid is om een arbeidersgroep te hebben die gedifferentieerd kan worden, je hoeft niet per se een eis en een strijd te hebben en geen diversiteit waarbij je andere strijden kan ondersteunen. Zo’n arbeidersgroep moet open zijn en zich niet conformeren aan de divisies die de samenleving op ons dwingt.

Comments