Interview uit 2008 tussen het Duitse tijdschrift Arranca en de activisten Sweet Potatoe en Boxcar Joe van de voormalige organisatie Kolinko.
Kolinko verrichtte van 1999 tot 2002 militant onderzoek in callcenters in het Ruhrgebied. Daar werden toen binnen korte tijd veel mensen aangenomen, waardoor er razendsnel een grote concentratie laag en ongekwalificeerd personeel ontstond. Dat is in het verleden van groot belang gebleken voor het ontstaan van strijd, en daarom koos Kolinko voor een interventie in deze sector. Niet van buitenaf, zoals linkse groepen vaak doen, maar vanuit een daadwerkelijke directe betrokkenheid op de werkvloer. De groep probeerde zo de eigen realiteit te verbinden met die van andere arbeiders. De activisten verwoorden helder wat hun invalshoek doet verschillen van bijvoorbeeld het vakbondsbedrijf. Kolinko bundelde haar ervaringen in een boek (hier een Engelse vertaling), dat samen met dit interview een bijdrage wil leveren aan de discussie en praktijk van linksen die proberen op het terrein van de arbeid een voet aan de grond te krijgen.
Potatoe: “Hoe we op het callcenter-onderzoek zijn gekomen? De callcenters groeiden toentertijd snel in het Ruhrgebied en werden als een nieuwe booming-sector, als een deel van de ‘new economy’ gepresenteerd, midden jaren 90. Ook de vakbonden kwamen aanzetten met het idee van “een nieuwe vorm van arbeid” en dat soort flauwekul. Het kwam voor dat er meer dan 100 mensen in een keer werden aangenomen. Er ontstonden nieuwe concentraties van arbeiders, en onze inschatting was dat er in de regio een nieuwe klassesamenstelling ontstond. Onderzoek betekende toen: mensen interviewen, bekijken wat voor sociale strijd er speelt en dat ondersteunen.”
Joe: “In het Ruhrgebied, van oudsher een industriële regio, werden toentertijd kantoorarbeiders met drie jaar opleiding vervangen door een geconcentreerde en geproletariseerde massa-arbeidskracht die werd geconfronteerd met ploegendiensten, tijdelijke arbeidscontracten en een getayloriseerde arbeidsorganisatie. Het onderzoek was dus geen toeval, maar gebaseerd op een politiek uitgangspunt en een idee van arbeidersmacht: onder welke omstandigheden kunnen arbeiders collectiviteit ontwikkelen en een gevoel van macht. Niet gebaseerd op een beroepsethos zoals bij veel ‘ambtenaren’, maar gebaseerd op het feit van massale dekwalificatie waar veel mensen door worden geraakt.”
Potatoe: “We hebben bediscussieerd wat deze ontwikkeling voor de regio en in het algemeen betekent. Soortgelijke concentraties van callcenters ontstonden ook in Leeds en Milaan. We hebben gegevens verzameld om ons daarvan een beeld te kunnen vormen. Hoeveel geld wordt er door wie geïnvesteerd, hoe ziet de bedrijfsstructuur eruit, wat voor mensen gaan daar werken? Dat vormde het eerste niveau. Het tweede niveau was er zelf gaan kijken: zeven mensen van onze groep hebben dat gedaan en hebben in verschillende callcenters hun levensonderhoud verdiend. We hebben onszelf en anderen geïnterviewd: hoe is het werk georganiseerd, hoe ontstaan nieuwe vormen van samenwerking, hoe verzetten mensen zich tegen het ritme van de machine? We hebben vlugschriften gemaakt met nieuws vanuit de verschillende callcenters die we konden laten rondgaan – een vorm van circulatie van opgedane ervaringen en van dagelijks verzet.”
Joe: “De collega’s waren vooral in dat nieuws geïnteresseerd. Van belang is dat we niet hebben opgeroepen om te komen naar arbeidersbijeenkomsten of andere vormen van samenkomst buiten het werk. Het is onze ervaring dat daar vaak niet zoveel gebeurt , en het was ook een politieke keuze om te stellen dat de belangrijkste vorm van organisatie direct met collega’s op de werkvloer moet plaatsvinden. We willen niet in de rol van organisatoren terechtkomen, want we zijn zelf arbeiders en we moeten in elke concrete situatie specifieke vormen van gezamenlijkheid en ook verzet vinden.”
Organisatie – organisering – organizing
Dan de vraag “wat levert het op?”. Ook in jullie boek zijn jullie zeer gericht op de lopende strijd waarbinnen zelforganisatie zou moeten ontstaan. Organisatievormen die daar bovenuit stijgen, die buiten de strijd staan of die langer blijven bestaan dan de concrete strijd gevoerd wordt, worden door jullie zeer sceptisch bekeken. Hoe gaan jullie dan om met het probleem hoe ervaringen uit de strijd zijn te bewaren en verder zijn te ontwikkelen? Ook daarbij kan een organisatie immers van belang zijn.
Potatoe: “Dat is juist het punt – we zijn niet tegen het jezelf organiseren! De vraag waar het om draait is: zetten we een organisatie op waartoe arbeiders kunnen toetreden en waarmee hun belangen worden behartigd? Dan zeggen wij: daar gaat het ons niet om! Ook wanneer het anders wordt genoemd – ‘organizing’ bijvoorbeeld, wat tegenwoordig nogal hip schijnt te zijn – gaat het om een klassieke vorm van vakbond en vertegenwoordiging.
Wanneer arbeiders zichzelf organiseren om in een bedrijf wat te bereiken via het voeren van strijd, dan is dat een ander verhaal. En natuurlijk gaan we georganiseerd te werk om de ervaringen die mensen in zulke strijd opdoen op te pakken, te begrijpen, er verslag van te doen en te verspreiden. Dat was nu precies de kern van het Kolinko-project. We hadden structuren, een website waarop al het nieuws werd vermeld, en zodoende aanknopingspunten waarop mensen zich konden oriënteren. Omdat we hadden begrepen dat het niet alleen in het Ruhrgebied speelde, maar in heel Europa en zelfs wereldwijd, hebben we contact opgenomen met Italië en Engeland, samengewerkt met groepen daar, en berichten van de strijd, situatiebeschrijvingen en ervaringen van callcenter-arbeiders vertaald. We hebben de ervaringen uit andere landen bij ons verspreid en zij verspreidden onze ervaringen.”
Een doel dat jullie ook in het Kolinko-boek formuleren luidt: strijd wordt alleen dan radicaal wanneer het boven de deelstrijd uitstijgt. Het is zeker wenselijk dat de kleine, tijdelijke en op basis van zelforganisatie werkende collectieven die verbinding leggen tussen verschillende strijden, maar daar kan een overstijgende organisatie of infrastructuur goed bij helpen.
Potatoe: “Zeker, onze opzet was altijd om boven de bedrijfsgrenzen uit te stijgen. Daar waren ook de stencils voor bedoeld waarop de verschillende ervaringen werden weergegeven. We wilden die kennis breder bekend maken, of helpen hem breder bekend te maken. Dat hebben we meer dan drie jaar lang zeer geconcentreerd rond de callcenters gedaan, en volgens mij hadden we dat kunnen verbinden met wat zich toentertijd op andere terreinen afspeelde. Een algemeen probleem is – of we het nu over ziekenhuizen, autofabrieken of callcenters hebben – dat organisatie- en strijdprocessen zich vaak in een sector afspelen terwijl het er ons helemaal niet om gaat slechts die ene sector te begrijpen, maar de klassenrealiteit in haar totaliteit, boven die ene sector uitstijgend.”
Joe: “Over deelbelangen gesproken: neem bijvoorbeeld de spoorwegstaking van 2007. Toen werd de stakers voor de voeten geworpen dat ze vooral hun beroepsethos zouden willen etaleren, en dat ze bekrompen eisen stelden, zoals “30 procent meer loon”. Maar uit onze gesprekken met de stakers bleek hun eigenlijke reden voor de acties: de ploegendiensten, de toename van stress. Dat had de vakbond genegeerd. Hetzelfde speelde bij de Ver.di-staking dit jaar bij de Berliner Verkehrsgesellschaft BVG. Ik bedoel dat er bij deze strijd een onrust bestaat voorbij de officiële eisen. Daarmee zouden zaken veel breder gemaakt kunnen worden, maar dan zou ook het hele raamwerk van de vakbond dat hen samen met de monetaire eisen wordt aangeboden, moeten worden doorbroken. De bonden GDL en Ver.di hebben bewust verhinderd dat deze stakingen bij elkaar zouden komen: ze hadden de kern kunnen vormen van een algemene woede tegen de stress van de ploegendiensten en intensivering van de arbeid.”
Met mijn vraag bedoelde ik hoe je mensen kan helpen zich van deze verbanden bewust te worden. Hangt dat min of meer toevallig van de mensen ter plekke af, of kun je het ook door een of andere structuur of infrastructuur stimuleren? Of ook door een manier van organiseren die zich juist niet beperkt tot de concrete strijd die daar net ontvlamt?
Potatoe: “Daar zijn ook voorwaarden voor nodig waar we helemaal geen invloed op hebben. Een van de resultaten van de callcenter-ontwikkeling toentertijd was dat er geen grotere conflicten ontstonden. Het militante verzet, waar we op hadden gehoopt, kwam niet. We kunnen strijd die niet wordt gevoerd niet door een organisatie vervangen. Dat is onze kritiek op veel groepen die denken: er vindt geen strijd plaats, de mensen zijn te zwak of de omstandigheden te beroerd, en dus zetten ze zo’n structuur op en waar iedereen heen komt en aan mee zou kunnen doen. Of ze stellen een bepaalde eis, en dan komt iedereen en steunt hen. Ik vind dat politiek gezien fout, en daarnaast werkt het ook helemaal niet op die manier. Wanneer we naar het verleden kijken, dan zien we dat de grotere arbeidersonlusten zich niet op deze manier ontwikkelden.”
Joe: “Ja, dat is een puur voluntaristische voorstelling van zaken. Net als het idee van een basisinkomen, wat dan voor alle gebieden geschikt zou zijn, omdat iedereen zich er op een of andere wijze in zou kunnen vinden. Militant onderzoek is een concept dat haaks staat op het basisinkomen of het concept van organizing. Het gaat ervan uit dat de basis van zelforganisatie in de sociale productie ligt op het terrein van uitbuiting. Mensen moeten zelf ontdekken dat hun situatie met andere maatschappelijke realiteiten verbonden is, en in hoeverre ze dat sociale karakter van de productie en de soortgelijke omstandigheden als middel kunnen gebruiken om zichzelf te organiseren en met anderen in contact te treden.”
Wanneer je je in het begrip militant onderzoek verdiept, raak je al snel het spoor bijster, want het wordt zeer verschillend gebruikt…
Potatoe: “Er zijn mensen die verrichten sociologisch onderzoek of werken aan projecten voor vakbonden en noemen dat militant onderzoek. Dat heeft met hetgeen wij er onder verstaan niets te maken. Voor ons is het een organisatievorm voor onszelf en een oriëntatie op een klassenrealiteit waarin de hoop op een omwenteling ligt besloten. We willen zelf onderdeel van dit soort proletarische processen uitmaken. En daarom gaat het er bij onze praktijk ook niet om onszelf op te offeren in het kader van ‘we gaan nu de fabriek in!’. Onze praktijk vormt een deel van hoe we onszelf reproduceren en hoe we ons politieke interventies voorstellen.”
Joe: “Voor ons was militant onderzoek nooit een instrument á la ‘we hebben een bepaald organisatorisch doel, daar gebruiken we het onderzoek voor, daarom benaderen we mensen’. Want als binnen links of radicaal-links in dit land het begrip onderzoek wordt gebruikt, dan is dat vaak om de eigen maatschappelijke positie niet ter discussie te hoeven stellen, een afscheiding van de realiteit van de meeste arbeiders. Men gaat voor een korte tijd ergens naar toe, interviewt een paar mensen, komt weer terug en maakt daar politiek van. Men spreekt veel over een “lichaamspolitiek” en “subjectiviteit”, maar deelt de proletarische ervaring niet in het eigen bestaan. Onderzoek wordt op deze manier tot een ‘veldonderzoek’ voor een campagne, voor de eigen organisatie.”
Arbeidersmacht
Zoals jullie het hebben beschreven, was het een bewuste keuze om op die plaats in die situatie naar de callcenters te gaan. Jullie formuleren in jullie boek bepaalde criteria waarmee jullie de mogelijkheid van een potentiële macht van strijd in een bepaalde maatschappelijke sector inschatten. Daaruit vloeit een prioriteitsstelling van strijd voort. Maar gaat dat niet gepaard met – provocatief geformuleerd – een denken in termen van voorhoedes?
Potato: “We denken na over waar zich macht van arbeiders kan ontwikkelen. Later hebben we het boek ‘Forces of Labor’ van Beverly Silver vertaald waarin ze zich zorgvuldig met deze vraag bezighoudt. In welke sectoren ontstaan mogelijkheden om het productieproces of het transport van waren te verstoren en macht van arbeiders te ontwikkelen? Op die manier komen we aan criteria, namelijk, ten eerste: waar is sprake van concentraties van arbeiders die ook sociale eenheden kunnen vormen? Ten tweede: wat is dat voor sector, welke functie heeft ze binnen de wereldwijde productieketen? Daarom kijken we ook naar de Chinese arbeidsmigranten – omdat we de processen en de dynamiek zoals die zich daar ontwikkelen interessant vinden, maar ook omdat het daar om grote concentraties arbeiders gaat en omdat ze zich op een bepaald punt in een internationale productieketen bevinden. Dat wil echter niet zeggen dat processen binnen andere sectoren niet belangrijk zijn.”
Joe: “Voorhoede, prioriteit… Je kunt ook gewoon stellen: welke strijd kan een organiserend karakter voor een grotere beweging hebben, aantrekkingskracht? Niet omdat daar betere of meer progressieve mensen zijn, maar omdat ze meer geconcentreerd zijn, al een meer collectieve vorm van de sociale productie belichamen en daardoor een organisatorisch karakter voor een hele beweging hebben.”
Het callcenter voorbij
Welke mogelijkheden bestaan er om militant onderzoek ook op andere terreinen, buiten de arbeidsstrijd, te gebruiken om je te organiseren? Hebben jullie daar ervaringen mee? Ik denk aan strijd van migranten tegen bijvoorbeeld het racisme van de staat, of op het gebied van het feminisme?
Potato: “We zouden daar niets willen uitsluiten. Het komt er op aan wat het doel is. Ik heb ook wel mensen geïnterviewd die gedonder hadden met verhuurders. Je kan ook naar de Sociale Dienst gaan of naar het arbeidsbureau, mensen daar interviewen en bekijken wat er de situatie is, of er mogelijkheden zijn om zich te verzetten. Want de klassenrealiteit is niet beperkt tot diegenen die aan de lopende band of met de telefoon werken, of tot diegenen die met een hamer in de hand staan. We zijn tegen deze uit de sociale wetenschappen afkomstige opsplitsing van het leven in verschillende terreinen: genderverhoudingen, klassenverhoudingen, racisme. Dat is allemaal belangrijk en er bestaan nog meer punten die belangrijk zijn, maar al deze niveaus functioneren binnen een totaliteit en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Het gaat er niet om dat het ene belangrijker zou zijn dan het andere, maar het is belangrijk dat we ons realiseren dat het hier gaat om een complex geheel.”
Achter in jullie boek staat een oproep om “regionale proletarische kringen” te vormen. Als eerste stap zou in het Ruhrgebied “een proces van onderzoek en interventie” moeten worden gestart, samen met andere groepen en boven de callcenters uitstijgend om, als het even kan, de gehele “klassenrealiteit” in deze regio in kaart te brengen. Wat is daarvan terechtgekomen?
Potato: “Niets. We waren ons ervan bewust dat we met dit boek meerdere dingen tegelijk deden: de ontwikkeling in de callcenters inschatten, dus nauwkeurig de vormen van samenwerking en verzet beschrijven, en tegelijkertijd het doen van een praktisch voorstel om zich op deze bepaalde wijze op de sociale processen en de strijd te oriënteren. En daarom hebben we aan het eind van het boek geprobeerd te beschrijven hoe zoiets eruit zou kunnen zien. Het was duidelijk dat we met te weinig mensen waren, zoals er in het algemeen te weinig mensen waren die op dit politieke terrein actief waren. Toentertijd was er geen beweging in de callcenters, en ons voorstel of onze aanzet heeft er ook niet toe geleid dat er nieuwe collectieven zijn ontstaan.”
Joe: “Het was toentertijd ook historisch gezien een tranendal, eind jaren 90. De tijden zijn veranderd. Met name in Berlijn waar de afgelopen jaren stakingen plaatsvonden van het spoorwegpersoneel, in de kinderopvang, de publieke sector, de transportsector en de supermarkten. Daar zou je zo’n voorstel iets anders brengen en stellen: we willen met de mensen die in deze stakingen actief zijn geworden en ervaringen hebben opgedaan, boven het vakbondsniveau uitstijgen en samen discussiëren. En links heeft altijd een paar reflexen nodig. Wanneer links ziet dat 1.500 mensen een fabriek bezetten, zoals in 2004 bij Opel in Bochum, en er wordt met een peloton ME gedreigd, dan begrijpt men dat omdat dat vormen zijn waarmee men iets kan doen. Maar tegelijkertijd merk je hoe afgesloten links is van dit soort strijden. Wanneer je in Berlijn als zijnde een politiek centrum autonoom links bekijkt: die kunnen zich heel goed organiseren in huisprojecten of in kampementen tegen regeringsbijeenkomsten. Maar dan wordt in 2006 de wasmachinefabriek BSH gesloten, waar arbeidsmigranten werken met veel strijdervaring – en dus niet met de klassieke, Duitse vakarbeider waar men zich altijd van wil distantiëren. En dan overwegen die arbeiders om de fabriek te bezetten en worden ze door de vakbond bedonderd. Dat links daar vervolgens weinig over zegt, dat er niets ontstaat, dat maakt je er pijnlijk van bewust hoever de werelden uit elkaar liggen. Waar is dan het zelfgeorganiseerd links dat met 300 mensen kan discussiëren wanneer ze nodig is?”
Hoe ging het verder na het callcenter-onderzoek en de publicatie van het boek?
Joe: “Een van de voorwaarden van het onderzoek was dat we in dezelfde regio woonden, en dat was daarna niet meer het geval. We werken nu individueel in bepaalde sectoren, in callcenters of in fabrieken. Dat zien we nog steeds als iets politieks, ook al is het niet meer als collectief of als een gemeenschappelijk project. We bediscussiëren de ervaringen nog steeds in een groter verband, onder andere bij Wildcat. Ook omdat we nogal wat over de wereld hebben gereisd, is het moeilijk om als groep zo’n onderzoek te doen.”
Potato: “De wereld bereizen betekent ook in een ander land helemaal niet de mogelijkheid hebben om onderzoeken in deze vorm te doen. Dan betekent het mensen interviewen, met activisten spreken, naar fabrieken toe gaan of arbeiders thuis ontmoeten. Natuurlijk proberen we eerst uit te zoeken waar conflicten zijn, en kijken vervolgens hoe er zich strijd ontwikkelt: in Duitsland, India, China, Roemenië of Italië.”
Joe: “Voor ons was de discussie in ‘Forces of Labor’ bepalend. Het boek bevat thesen op macroniveau die we met het niveau van de dagelijkse conflicten en realiteit in de bedrijven moeten samenbrengen. We hebben het als een onderzoeksvoorstel gelezen.”
Potato: “Dat is het belangrijke: we doen op microniveau onderzoek, maar dat levert slechts een overzicht op als we het in de geschiedenis zien en breed plaatsen, en de wereld erbij betrekken.”
Joe: “Aan de andere kant moet je ook de omgeving van Berlijn in het oog houden. Die is voor veel mensen hier onbekender dan Oaxaca in Mexico. Wie weet er nou dat hier arbeiders in een van de meest productieve autofabrieken met drieploegendiensten voor 6 euro 20 per uur aan de lopende band staan? Tussen hen en het zogenaamde “debat over bestaansonzekerheid” van de bohemiens uit de Berlijnse wijk Kreuzberg liggen werelden van verschil. We moeten onze blik over alle niveaus laten gaan.”
(Noot Vert. - Vanwege de leesbaarheid is in de vertaling bij arbeiders alleen de mannelijke vorm gebruikt, maar bedenk dat het ook om vrouwen gaat)
Bron: http://www.doorbraak.eu/de-blik-over-alle-niveaus-laten-gaan-onderzoek-en-organisatie-in-het-callcenter/
Comments