Artikel vertaald en voorzien van een inleiding door Hydra Webschrift, verschenen in september 2011.
Inleiding door Hydra
De arbeidersstrijd heeft het proletariaat een plaats gegeven binnen de mensheid. Maar alleen in zoverre het produceert. Van de oud geworden arbeider keert de samenleving zich af, hij hoort tot een ander soort.
De economie is gebaseerd op winst en daaraan is praktisch de hele beschaving ondergeschikt: menselijk materiaal is alleen interessant in zoverre het profijt oplevert. Daarna wordt het weggegooid.
Beide citaten, afkomstig uit het boek De Ouderdom van Simone de Beauvoir uit 1970, zou men kunnen zien als de coördinaten waarbinnen het artikel van Silvia Federici, Ouderenzorg en de grenzen van het marxisme, zich beweegt. Maar wellicht ook als een ezelsbruggetje in het achterhoofd om de feministische kritiek op het marxistische model van de politieke economie voor altijd te blijven onthouden. Immers de reproductiearbeid wordt in dit model, maar ook binnen de kapitalistische verhoudingen, nauwelijks gewaardeerd, en zij die geen profijt (meer) opleveren, geen waarde meer voortbrengen, verkrijgen de status van een wegwerpartikel, een overtollige.
T.o.v. andere vormen van reproductiearbeid is er bij de zorg voor de ouderen, zoals Federici zegt, echter nog eens sprake van een dubbele devaluatie. In de eerste plaats wordt de ouderenzorg, zoals alle vormen van reproductiearbeid, niet als volwaardige arbeid erkend. Ten tweede wordt het, omdat het ook geen arbeidskracht reproduceert, gezien als een activiteit die waarde absorbeert i.p.v. te produceren. Dit verklaart waarom de zorg voor de ouderen zich in de kapitalistische maatschappij altijd in een rampzalige staat van crisis heeft bevonden. Anderzijds verklaart het ook waarom de “…zorgarbeidsters leven en werken in de schaduw van de slavernij”. Zowel betaald als onbetaald.
Federici beschrijft weliswaar hoe de keynesiaanse verzorgingsstaat, opgevat als een door jarenlange sociale strijd afgedwongen sociaal vangnet, de problemen van de ouderen slechts gedeeltelijk en tijdelijk heeft opgelost, maar ook dat de triomf van het neoliberalisme de situatie dramatisch heeft verslechterd. Daarnaast, constateert ze, heeft de globalisering de internationale arbeidsdeling in de reproductiesector aangejaagd en met name migrantenvrouwen met een aanzienlijke hoeveelheid zorgarbeid opgezadeld. Het is een ontwikkeling die door de cultureel antropoloog Anne-Mei The heel treffend is beschreven in het in 2005 verschenen boek In de wachtkamer van de dood:
In het verpleeghuis waar ik meeliep werkten veel Surinaamse en Antilliaanse vrouwen. Zij vormen meer dan de helft van het personeel. Op sommige units werkten zelfs complete ‘black teams’. Onder hen waren veel alleenstaande moeders, die dubbel moeten werken om financieel het hoofd boven water te kunnen houden. Daarbij moet u zich voorstellen: in het ene verpleeghuis overdag werken en ‘s avonds het straatje oversteken om in het andere verpleeghuis te gaan werken. Ze moeten wel anders redden ze het financieel niet. “Ja,” zegt Marcia, “ik werk regelmatig diensten achterelkaar in verschillende verpleeghuizen.” Ze ziet er ouder uit dan haar 55 jaar. “Ik moet wel. Ik heb 8 kinderen thuis wonen en een man zonder werk.” “Ja,” geeft ook Myrna toe. “Ik heb vier eigen kinderen en de drie kinderen van mijn overleden zuster bij me wonen. Hoe moet ik anders voor ze zorgen?”
In het boek komt ook een bewonersvertrouwenspersoon aan het woord die zegt:
Laten we er geen doekjes om winden. Het is toch een beetje de onderklasse, het proletariaat, dat in dit soort instituten werkt. Waarom? Om de eenvoudige reden dat anderen dit werk niet meer willen doen. Het is te zwaar, te vies, te eentonig en de verdiensten zijn te laag.
Hij noemt de schoonmaakbranche als voorbeeld. Die is allochtoon geworden. Nu is de zorgsector aan de beurt, ‘Wij witte mensen’ laten die vieze klussen over aan ‘de allochtone medemens’.
Wie wel eens in een verpleeghuis komt zal het inderdaad zijn opgevallen dat de zorgsector ‘allochtoon aan het worden is’. En dan gaat het al lang niet meer alleen over vrouwen afkomstig uit de voormalige koloniën, maar ook om vrouwen uit Iran, Irak, Ghana, Sierra Leone, Congo, Marokko. Indonesische verpleegkundigen kunnen je vertellen hoe ze geld willen verdienen voor hun familie thuis en dat een broer hetzelfde tracht te doen in de Koreaanse auto-industrie. En hoe lager men afdaalt in de organisatie, tot in de kelders waarin de schoonmakers zich omkleden, hoe ‘allochtoner’ het wordt. Ziedaar: het verpleeghuis als lens voor de wijze waarop de globalisering een seksistische en racistische arbeidsdeling aanjaagt. Abstracte begrippen en hypotheses als ‘etnisering van het sociale’ worden in het verpleeghuis dan ook onverbloemd zichtbaar.
Federici’s beschrijving van de crisis van de zorgarbeid in de VS laat de desastreuze gevolgen van marktwerking in de zorg in zijn radicaalste vorm zien. Met als meest schrijnende voorbeelden misschien wel de 12-13 jarige kinderen die, omdat het niet anders kan, injecties moeten geven, bloedsuiker prikken, hun ouders of grootouders uit bed sjouwen, op het toilet moeten tillen, wassen, aankleden, voeren, medicijnen moeten toedienen, moeten communiceren met artsen etc. Het vormt de onheilspellende bestemming van een weg die hier te lande is ingeslagen met de invoering van zgn. diagnose-behandel-combinaties, zorgzwaartepakketten etc. Het zijn inspanningen om de zorgverlening te vangen in ‘productbeschrijvingen’. Er worden ‘productieafspraken’ gemaakt. Het aantal bedden dat wordt bezet wordt ‘productie draaien’ genoemd. Het zijn, kortom, inspanningen om de zorg te onderwerpen aan de kapitalistische logica. Samen met de inspanningen om naast de zorg, ook het onderwijs, het openbaar vervoer, de energievoorziening etc. aan de logica van de markt te onderwerpen, zou je dit proces als ‘kolonisering van de commons’ aan kunnen duiden.
Een substantieel deel van de tekst wordt door Federici benut om de autonoom-marxistische (lees: Hardt en Negri’s) theorie van de ‘immateriële’ en de ‘affectieve’ arbeid op de korrel te nemen. Volgens haar gaat deze nog steeds met een grote boog om de omvangrijke problematiek heen die door de feministische analyses van de reproductieve arbeid aan het licht zijn gebracht. Ook zou deze theorie de onbetaalde reproductieve arbeid van vrouwen, als een cruciale vorm van uitbuiting, blijven negeren en de reproductie van het dagelijkse leven niet problematiseren. Het is een constatering die haaks staat op die van bijv. Cornelia Eichhorn die stelt dat Hardt en Negri met de introductie van het begrip affectieve arbeid in het concept van de immateriële arbeid juist refereren aan eerdere feministische discussies over de seksespecifieke arbeidsdeling en daarmee aansluiten bij feministische concepten m.b.t. zorg-arbeid van vrouwen en de speciale betekenis van deze arbeid voor de productie van socialiteit. Eichhorn noemt het zelfs een verlate overwinning in de discussie over een ander begrip van arbeid, die niet enkel uitgaat van de industriële loonarbeid.
Federici werpt het duo o.a. voor de voeten dat een zorgrelatie nauwelijks als immaterieel kan worden aangeduid. Later spreekt ze zichzelf ook weer tegen als ze zegt dat er eigenlijk geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de fysieke aspecten van de zorgarbeid en de emotionele. Hardt en Negri zeggen het zelf zo:
Zorgarbeid is zeker volledig in het fysieke, het somatische verzonken, maar de affecten die het produceert zijn niettemin immaterieel (Empire, blz. 295).
Een antwoord op de vraag waarom, of in welke context, Federici zo van leer trekt tegen het duo is wellicht elders te vinden. In haar artikel Precarious Labor: A Feminist Viewpoint, uit 2006 bijvoorbeeld, waarin ze Hardt en Negri verwijt van een verkeerd idee van de werking van het kapitalisme uit te gaan, stelt ze dat de door Hardt en Negri ontvouwde theorie slechts de belangen van een selecte groep arbeiders tot uitdrukking brengt, ook al zegt het uit naam van alle arbeiders te spreken. De theorie van de immateriële en precaire arbeid beantwoord aan de situatie en belangen van arbeiders die werkzaam zijn op het hoogste niveau van de kapitalistische technologie en ziet over het hoofd dat deze ontwikkeling hand in hand gaat met een enorme toename van uitbuiting aan het andere eind van het proces: er bestaat immers een verband tussen de computerarbeider en de onteigende en verpauperde arbeider in Congo die coltan delft met de blote handen. Het fundamentele principe is dat de kapitalistische ontwikkeling altijd en tegelijkertijd een proces van onderontwikkeling is, zegt Federici, en omdat de blik van het duo volgens haar uitsluitend gericht is op een selecte groep bevoorrechte arbeiders, is de theorie niet geschikt om daarmee een zelf-reproducerende beweging op te bouwen.
Met dat concept zijn we aangekomen bij het perspectief zoals Federici dat schetst. Ze constateert dat de ouderenzorg voor links en de vakbonden eigenlijk geen thema is, en dat heeft weer alles te maken met de grenzen van het marxisme die in het artikel centraal staan. We zullen het zelf moeten doen en gezien de teloorgang van de keynesiaanse verzorgingsstaat hoeven we ook niets van de overheid te verwachten, ook al stellen we eisen als
een herverdeling van middelen die gemeenschapsgeld ombuigen, van het militair industriële complex en andere destructieve ondernemingen, naar de zorg voor ouderen.
Inspiratie kan wellicht gevonden worden in de vormen van proletarische coöperatie binnen het reproductieproces zoals de anarchist Kropotkin die waarnam in de 19e eeuw. Vormen van solidariteit, wederzijdse hulp en bijstand, die de autonoom-marxist Harry Cleaver al in 1992 herkende als vormen van zelfvalorisatie (Kropotkin, selfvalorization and the crisis of marxism):
De kracht van zelf-valorisatie is het vermogen om de ruimte (bevochten door de weigering) te bezetten met alternatieve activiteiten en nieuwe gemeenschapsvormen om de communistische toekomst in het heden vorm te geven.
M.a.w. we moeten een zoektocht naar de toekomst in het heden beginnen! We moeten bewegingen opbouwen die zichzelf reproduceren en dat kan alleen maar als we het persoonlijke daadwerkelijk als identiek aan het politieke opvatten. Alleen dan ontstijgen we het niveau van de demonstraties, de evenementen, als zijnde de pieken van de beweging. We moeten het kapitaal dagelijks confronteren, we moeten dagelijks collectief pieken op ieder moment in ons dagelijkse leven. Voorbeelden daarvan zijn zorgverleners, patiënten en hun familieleden die bondgenootschappen aangaan, ouderen in Italië die gemeenschappelijke leefvormen ontwikkelen op basis van solidariteitsverdragen, de oprichting van zorggemeenschappen in de VS, t/m het solidariteitswerk van Act Up ten tijde van de AIDS-crisis in de gay-scene in de jaren ‘80. Laten we deze lijst van voorbeelden uitbreiden en moge prins Kropotkin tevreden toekijken!
Ouderenzorg en de grenzen van het marxisme
Inleiding
‘Zorgarbeid’, en met name de ouderenzorg, is de laatste jaren in de OESO-landen in het middelpunt van de belangstelling komen te staan. Dit is toe te schrijven aan een serie trends die tot een crisis van vele traditionele vormen van zorg hebben geleid. In de eerste plaats kan de relatieve en absolute toename van de vergrijzing en de gestegen levensverwachting genoemd worden1
. Twee ontwikkelingen die niet met een evenredige uitbreiding van dienstverlening aan ouderen gepaard zijn gegaan. Hierbij komt dat het aantal vrouwen die loonarbeid verrichten gestegen is, wat de bijdrage van deze vrouwen aan de reproductie van hun families heeft verminderd2
. Ook het aanhoudende verstedelijkingsproces en de gentrificatie van arbeiderswijken spelen een rol, want beide hebben de ondersteuningsnetwerken en vormen van wederzijdse hulp geruïneerd, waar de alleenstaande ouderen op konden steunen als de buren nog wat te eten brachten, het bed opmaakten of voor een praatje langskwamen. Over het resultaat van deze trends bestaat inmiddels consensus: de voordelen van een langere levensduur worden voor een aanzienlijk aantal ouderen opgeheven of geneutraliseerd door het vooruitzicht op eenzaamheid, sociaal isolement en een groot risico op lichamelijke of psychische mishandeling. Daarom wil ik enkele overdenkingen over het probleem van de ouderenzorg met betrekking tot het actuele sociale beleid (met name in de VS) voorleggen om vervolgens na te gaan wat op dit gebied gedaan kan worden en waarom het probleem van de ouderenzorg in de literatuur van marxistisch-links niet voorkomt.
Mijn voornaamste doel hierbij is het opeisen van en herverdeling van de maatschappelijke rijkdom ten gunste van de ouderenzorg en collectieve vormen van reproductie in opbouw die garanderen dat voor de behoeften van oudere, niet meer zelfstandige mensen, wordt zorg gedragen, zonder dat het ten koste gaat van de levensverhoudingen van de zorgenden. Om dat te realiseren moet de strijd om de ouderenzorg gepolitiseerd en op de agenda van de bewegingen voor sociale gerechtigheid geplaatst worden. Nodig is ook een culturele revolutie ten aanzien van het concept ouderdom, als tegenwicht tegen denigrerende ideeën m.b.t. ouderdom als zijnde ofwel een fiscale last voor de staat of een ‘optionele’ levensfase die te ‘overwinnen’ en zelfs te voorkomen is als we de juiste medische technologie en de ‘levensverbeterende’ hulpmiddelen maar benutten die door de markt worden uitgebraakt3 . Bij de politisering van de ouderenzorg gaat het niet alleen om het lot van de ouderen of het geringe bereik van bewegingen die verzuimen om een voor het leven van alle mensen zo belangrijk thema op de agenda te zetten, maar ook om mogelijke klasse- en generatiesolidariteit. Beide zijn al jarenlang het doelwit van een verbeten campagne door politieke economen en overheden, waarbij de voorzieningen waarvoor de arbeiders met het oog op de eigen ouderdom gestreden hebben (zoals pensioenen en andere vormen van sociale zekerheid), worden afgeschilderd als een economische tijdbom en een zware hypotheek op de toekomst van de jeugd.
1. Crisis van de ouderenzorg in het tijdperk van de globalisering
De huidige crisis van de ouderenzorg is in vele opzichten niets nieuws. In de kapitalistische maatschappij heeft de ouderenzorg zich altijd al in een staat van crisis bevonden, als gevolg van de devaluatie van reproductieve arbeid in het kapitalisme, maar ook omdat ouderen niet gewaardeerd worden als drager van een collectief geheugen en collectieve ervaringen, zoals dit in veel voor-kapitalistische samenlevingen het geval was, en voornamelijk gezien worden als mensen die niet meer productief zijn. De ouderenzorg is dus onderhevig aan een dubbele devaluatie. Enerzijds wordt ze, zoals alle vormen van reproductie-arbeid, niet als arbeid erkend. Anderzijds wordt het, i.t.t. de reproductie van arbeidskracht, waarbij het product een erkende waarde heeft, gezien als een activiteit die waarde absorbeert i.p.v. te produceren. De fondsen voor de ouderenzorg worden traditioneel aangesproken met een gierigheid die herinneringen oproept aan de armenwetten van de 19e eeuw. De taak om ouderen te verplegen wordt overgelaten aan naaste en verre verwanten, met een gering aanbod van externe hulp, en uitgaande van de aanname dat vrouwen deze taak op natuurlijke wijze op zich nemen en als onderdeel van hun huishoudelijke arbeid zullen vervullen.
Er is een lange strijd voor nodig geweest om het kapitaal d.m.v. sociale voorzieningen, ook voor degenen die niet meer deel uit maken van de arbeidsmarkt bevinden, te dwingen tot het reproduceren van de beroepsbevolking gedurende de gehele levenscyclus en niet enkel van de arbeidskracht die ‘in gebruik’ is. En toch heeft zelfs de keynesiaanse staat dit doel niet volledig bereikt. De sociale wetgeving van de New Deal die in 1940 werd geproclameerd en die als ‘één van de verworvenheden van onze eeuw’ wordt gezien4 , loste slechts gedeeltelijk de problemen van ouderen op omdat een uitkering werd gekoppeld aan het aantal jaren waarin loonarbeid werd verricht en ouderenzorg slechts werd verstrekt aan degenen die zich in een staat van absolute armoede bevonden.
De triomf van het neoliberalisme heeft deze situatie verslechterd. In sommige OESO-landen zijn in de jaren ‟90 maatregelen genomen om de financiering van de thuiszorg te verhogen en zorgverleners te voorzien van adviezen en diensten5 . In Engeland heeft de overheid zorgverleners het recht gegeven om flexibele werktijden op te eisen om het mogelijk te maken om loon- en zorgarbeid ‘met elkaar in balans te brengen’6 . De afbraak van de verzorgingsstaat en het neoliberale standpunt dat arbeiders zelf voor hun reproductie verantwoordelijk zijn, heeft echter een tegen-tendens op gang gebracht die nog steeds aan kracht wint en in de huidige crisis zonder twijfel zal worden bespoedigd.
In de VS heeft de achteruitgang van de voorzieningen voor ouderen zeer ernstige vormen aangenomen. Zodanig dat arbeiders die voor een verpleegbehoeftige ouder zorgen dikwijls tot verarming veroordeeld zijn. Grote boosdoener is de politieke beslissing om een groot deel van de verpleegkundige zorg naar het huis te verplaatsen. Een beslissing waaraan puur financiële overwegingen aan ten grondslag lagen en waarbij nauwelijks aan de noodzakelijke structuren werd gedacht om het zorgaanbod te vervangen dat vroeger door ziekenhuizen werd geleverd7 . Volgens Nona Glazer is door deze ontwikkeling niet alleen de omvang van de zorgarbeid, die familieleden en met name vrouwen moeten verrichten, toegenomen, maar heeft het er ook toe geleid dat ‘risicovolle’ en ‘voorbehouden’ handelingen die vroeger alleen door gekwalificeerde verpleegkundigen in het ziekenhuis mochten worden verricht, nu thuis plaatsvinden8 . Tegelijkertijd is de werkdruk voor betaalde thuis-zorgwerkers verdubbeld, terwijl de duur van hun bezoeken steeds korter geworden is9 . Het gevolg is dat deze verzorgenden hun verrichtingen tot ‘huishoudelijke arbeid en lichamelijke verzorging’ moeten beperken10 . Door de overheid gefinancierde verpleeghuizen zijn eveneens ‘getayloriseerd’. Op basis van ‘tijd- en bewegingsstudies’ is het aantal patiënten dat door het personeel verzorgd kan worden becijferd11 .
De ‘globalisering’ van de ouderenzorg gedurende de jaren ‘80 en ‘90 heeft geen verbetering gebracht. De door de globalisering aangejaagde nieuwe internationale arbeidsdeling in de reproductiesector heeft migrantenvrouwen met een aanzienlijke hoeveelheid zorgarbeid opgezadeld12 . Deze ontwikkeling – en daarover heerst verregaande overeenstemming – is voor overheden zeer voordelig geweest en heeft hen miljarden dollars bespaard die ze anders hadden moeten besteden om voorzieningen voor ouderen te creëren. Bovendien heeft het vrouwen uit de middenklasse in staat gesteld om zich aan hun carrière te wijden en konden vele ouderen die hun zelfstandigheid wilden behouden thuis blijven zonder daarvoor in armoede af te glijden. Op geen enkele manier is echter sprake van een ‘oplossing’ van het probleem van de ouderenzorg. Nog afgezien van het feit dat het een nieuwe legitimatie verschaft aan de neoliberale doctrine, volgens welke overheden niet verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke reproductie, moet dit beleid veroordeeld worden, gezien de leef- en arbeidsomstandigheden van de betaalde zorgarbeidsters, die alle tegenstellingen en onrechtvaardigheden inherent aan het proces van maatschappelijke reproductie in onze tijd weerspiegelen.
Het is vanwege de destructieve impact die ‘economische liberalisering’ en ‘structurele aanpassing’ hebben in de landen van herkomst, dat duizenden vrouwen uit Afrika, Azië, de Caraïben en de voormalige Oostbloklanden uitwijken naar de meer welvarende regio’s van Europa, het Midden Oosten en de VS, om daar als kindermeisjes, hulp in het huishouden en bejaardenverzorgsters te gaan werken. Om dat te doen, moeten ze hun eigen families, inclusief hun kinderen en hun bejaarde ouders, achterlaten en familieleden en verwanten rekruteren of andere vrouwen, die over nog minder macht en geld beschikken, aanwerven, zodat de arbeid die ze zelf niet meer kunnen verrichten door anderen ten uitvoer wordt gebracht13 . Om Italië als voorbeeld te nemen: er is bereken dat drie op de vier badanti (zo worden verzorgenden die in de ouderenzorg werken daar genoemd) zelf kinderen hebben, maar dat slechts 15% met hun gezinnen samenleeft14 . Dat betekent dat de meeste badanti lijden onder grote angst en onbehagen, geconfronteerd met het feit dat hun eigen familie het moeten zien te redden zonder de zorg die ze elders op de wereld leveren aan anderen. Arlie Hochschild heeft in deze context gesproken over een ‘wereldwijde transfer van zorg en emoties’ en de vorming van een ‘wereldwijde zorgketen’15 . Maar vaak valt deze keten uiteen: migrantenvrouwen raken vervreemd van hun kinderen, gemaakte afspraken gaan in rook op, familieleden sterven tijdens hun afwezigheid.
Van net zo groot belang – vanwege de onderwaardering van de reproductiearbeid en vanwege het feit dat ze migranten zijn, vaak zonder papieren en donker van huidskleur – is dat zorg-arbeidsters kwetsbaar zijn voor grove vormen van misbruik. Hun werkdagen zijn lang, geen betaalde vakanties of andere voorzieningen en ze staan bloot aan racistisch gedrag en seksuele intimidatie. In de VS worden thuiszorgwerksters dermate slecht betaald dat bijna de helft van hen op voedselbonnen en andere sociale voorzieningen aangewezen is16 . In de woorden van de Domestic Workers United, de belangenorganisatie van betaalde huishoudelijke arbeidsters en zorgarbeidsters in New York, zorgarbeidsters leven en werken ‘in de schaduw van de slavernij’17 .
Het moet ook benadrukt worden dat de meeste ouderen en de meeste families het zich niet kunnen veroorloven om verzorgenden aan te stellen of diensten te betalen die aan hun werkelijke behoeften tegemoetkomen. Dat geldt m.n. voor ouderen met een handicap, die 24-uurs zorg behoeven. Volgens de statistieken van het CNEL (Consiglio Nazionale dell'Economia e del Lavoro) over 2003, krijgen in Italië maar 2,8% van de ouderen thuiszorg die niet door hun familie worden verzorgd18 . In Frankrijk is dat het dubbele en in Duitsland drie keer zoveel19 . Maar de aantallen blijven aan de lage kant. Veel ouderen leven alleen en staan bloot aan ontberingen, hoe onzichtbaarder des te desastreuzer ze zijn. In de ‘hete zomer’ van 2003 stierven in heel Europa duizenden mensen door uitdroging en gebrek aan levensmiddelen en medicamenten of gewoon door de ondragelijke hitte. In Parijs stierven zoveel mensen dat de autoriteiten hun lichamen in koelcellen moest opstapelen totdat de families ze kwamen ophalen.
Als ouderen door hun familie verzorgd worden, dan zijn het meestal vrouwen20 die deze taak op zich moeten nemen. Deze vrouwen leven dan maanden of jaren op de rand van de psychische en fysieke uitputting, verteerd door het werk en de verantwoordelijkheid van het verplegen. Veel van hen verrichten ook medische taken waar ze niet voor opgeleid zijn. Velen werken aanvankelijk ook nog buitenshuis, maar moeten hun baan opgeven zodra de zorgvraag toeneemt. Diegenen die behoren tot de ‘sandwich-generatie’, d.w.z. mensen die tegelijkertijd kinderen opvoeden en de eigen ouders verzorgen21 , zijn dubbel belast. De crisis van de zorgarbeid heeft een punt bereikt, dat in Amerikaanse één-oudergezinnen met lage inkomens tieners en kinderen, waarvan sommigen nog maar 11 jaar oud zijn, hun oudere familieleden verplegen en daarbij ook therapieën toepassen en injecties toedienen. De New York Times heeft verslag gedaan van een landelijke studie uit 2005 die uitwees dat in “drie procent van alle huishoudens met kinderen tussen de 8 – 18 jaar, de kinderen zorgtaken verrichten”22 .
Voor diegenen die zich geen enkele vorm van zorg kunnen veroorloven bestaat het alternatief uit door de overheid gefinancierde verpleeghuizen, die echter meer op gevangenissen lijken dan op tehuizen voor ouderen. In de regel bieden deze instituten als gevolg van personeels- en geldgebrek slechts een minimum aan zorg. In het beste geval liggen de bewoners urenlang in bed zonder dat er iemand aanwezig is ze wisselligging te geven, hun kussen op te schudden en recht te leggen, hun benen te masseren, hun doorligplekken te verzorgen of gewoon met ze te praten, zodat ze hun gevoel voor identiteit en waardigheid kunnen behouden en zich nog levend en gewaardeerd kunnen voelen. In het ergste geval zijn verpleeghuizen plekken waar patiënten worden gedrogeerd en vastgebonden worden, in hun uitwerpselen blijven liggen en aan elke vorm van psychische en fysieke mishandeling bloot staan. Dat blijkt uit een hele reeks publicaties, waaronder ook één die in 2008 openbaar gemaakt werd en waarin sprake is van een geschiedenis van misbruik, verwaarlozing en het schenden van veiligheids- en gezondheidsvoorschriften in 94% van de verpleeghuizen23 . In andere landen is de situatie evenmin hoopgevend. In Italië, het land waar ik naast de VS het meeste onderzoek heb gedaan, wordt eveneens veelvuldig over mishandelingen in verpleeghuizen bericht tegen gehandicapten en chronisch zieken en over gevallen waarin de benodigde medische hulp werd ontzegd.
2. Ouderenzorg, de vakbonden en links
De problemen die ik heb beschreven zijn zo wijd verbreid en vragen zozeer om een oplossing op korte termijn, dat we ons zouden kunnen voorstellen dat de ouderenzorg hoog op de agenda van bewegingen voor sociale rechtvaardigheid en vakbewegingen wereldwijd zou moeten staan. Dit is echter niet het geval. Zorgarbeidsters worden, voor zover ze niet als werknemers bij instituten werken zoals dit bij professionele ziekenverzorgenden het geval is, door de vakbonden genegeerd. Ook door de strijdbaarste, zoals de Zuid-Afrikaanse COSATU24
.
Vakbonden onderhandelen over de AOW, de voorwaarden m.b.t. pensioenen en vraagstukken m.b.t. de ziektekostenverzekering. In hun programma’s wordt echter nauwelijks gerept over de ondersteuning die ouderen en betaalde en onbetaalde zorgarbeidsters nodig hebben. In de VS hebben de vakbonden tot voor kort niet één keer geprobeerd de zorgarbeidsters te organiseren. Om van de onbetaalde huishoudelijke arbeidsters maar te zwijgen. Zorgarbeidsters die individuen of gezinnen verzorgen zijn tot op de dag van vandaag uitgesloten van de Fair Labor Standards Act. Een wet die stamt uit de New Deal, die ”toegang tot minimumlonen, overuren-vergoeding, onderhandelingsrechten en andere garanties” vastlegt25 . En de VS vormen geen uitzondering. Volgens een studie van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) uit 2004 “bedraagt de grensoverschrijdende organisatiegraad in de sector van de huishoudelijke dienstverlening, niet meer dan 1%”26 . Ook hebben niet alle arbeiders recht op AOW, maar alleen diegenen die loonarbeid hebben verricht. Mensen die onbetaalde thuiszorg verlenen kunnen als zodanig nergens aanspraak op maken. Fulltime huisvrouwen kunnen, aangezien reproductiearbeid niet als arbeid erkend wordt en het pensioensysteem de pensioenaanspraken berekend op basis van het aantal jaren waarin loonarbeid is verricht, enkel via een echtgenoot in loondienst een pensioen veiligstellen. In het geval van een echtscheiding hebben ze nergens recht op.
De arbeidersorganisaties hebben deze onrechtvaardigheden niet aangevochten. Noch zijn deze door sociale bewegingen of marxistisch-links opgepakt. Ook zij lijken, afgezien van enkele uitzonderingen, de strijd ten behoeve van ouderen afgeschreven te hebben. In de huidige marxistische analyses ontbreekt iedere verwijzing naar vraagstukken m.b.t. de ouderenzorg. De verantwoordelijkheid voor dit feit is deels op Marx zelf terug te voeren. De ouderenzorg is geen thema in zijn werk, hoewel vraagstukken m.b.t. ouderdom sinds de 18e eeuw op de revolutionaire agenda stonden en gemeenschappen gebaseerd op wederzijdse hulp en utopische visies van nieuw gecreëerde communes (Fourieristische, Owenistische, Icaristische) er ten tijde van Marx in overvloed waren27 .
Marx ging het om het inzicht in de mechanica van de kapitalistische productie en de vele manieren waarop deze door de klassenstrijd wordt getrotseerd en vervormd. Met vragen over bestaanszekerheid bij ouderdom en ouderenzorg werd in zijn werk geen rekening gehouden. Onder de fabrieksarbeiders en mijnwerkers uit zijn tijd waren er nauwelijks ouderen. De gemiddelde levensverwachting van deze arbeiders bedroeg, als men de verhalen van Marx zijn tijdgenoten moet geloven, amper twintig jaar28 . Maar belangrijker is dat Marx geen oog had voor de centraliteit van de reproductiearbeid, hetzij voor de accumulatie van het kapitaal, hetzij voor de opbouw van een nieuwe communistische maatschappij. Weliswaar beschrijven Engels en hij de erbarmelijke omstandigheden waaronder de arbeidersklasse in Engeland leefde en werkte. Het reproductieproces had Marx echter simpelweg als een natuurlijk proces beschreven, zonder zich er een voorstelling van te maken hoe de reproductiearbeid er in een andere, niet op uitbuiting gebaseerde samenleving of ook al tijdens de strijd om een dergelijk samenleving georganiseerd zou kunnen worden. Hij beschreef de ‘coöperatie’ bijvoorbeeld slechts met het oog op het proces van de warenproductie en zag daarbij de verschillende vormen van proletarische coöperatie binnen het reproductieproces over het hoofd. Vormen die Kropotkin later ‘wederzijdse hulp’ zou noemen29 .
Bij Marx vormde arbeiderscoöperatie een fundamentele eigenschap van de kapitalistische arbeidsorganisatie: ze is “zuiver uitvloeisel van het kapitaal” en begint pas als de arbeiders “zichzelf reeds niet meer toebehoren” 30 . De coöperatie wordt zuiver vanuit het standpunt van haar bijdrage aan de efficiëntie en productiviteit van de arbeid beschouwd31 . De vele uitdrukkingsvormen van solidariteit en de talrijke ‘voorzieningen voor wederzijdse bijstand’, de ‘verenigingen, broederschappen, bondgenootschappen’32 die Kropotkin onder de industriële populatie aantrof, blijven buiten beschouwing. Daarbij wees Kropotkin er op dat het juist deze vormen van wederzijdse hulp waren die de macht van het kapitaal en de staat over het leven van de arbeiders inperkten, omdat ze het voor talloze proletariërs mogelijk maakten om niet volledig ten gronde te gaan en een zekere bescherming boden tegen werkloosheid, ziekte, ouderdom en dood33 .
Typerend voor de beperkingen van het perspectief van Marx is zijn utopische visie in het beroemde ‘Fragment over machines’ in zijn in 1857/58 geschreven Grundrisse, waarin hij een wereld projecteert waarin machines al het werk doen en mensen de machines slechts onderhouden en fungeren als hun opzichters34 . Deze voorstelling negeert in wezen dat zelfs in ontwikkelde kapitalistische landen een groot deel van de maatschappelijk noodzakelijke arbeid uit reproductietaken bestaat en dat het onmogelijk is gebleken om deze arbeid te mechaniseren. Aan de behoeften, verlangens en mogelijkheden van ouderen of mensen die zich buiten de sfeer van de loonarbeid bevinden, wordt door de technologisering van de reproductiearbeid slechts in geringe mate tegemoet gekomen. Aan pogingen om de ouderenzorg te automatiseren heeft het niet ontbroken. Zoals Nancy Folbre (de vooraanstaande feministische econome en onderzoekster van de ouderenzorg in de VS) heeft laten zien, is de Japanse industrie al ver gevorderd in hun pogingen om de ouderenzorg te technologiseren. Bij de productie van interactieve robots verrichten ze ronduit pionierswerk. Zorgrobots (nursebots) die mensen baden en met ze wandelen om in conditie te blijven zijn, hoewel onbetaalbaar, net als “gezelschaps-robots” (robot-honden en robot-teddyberen) al op de markt verkrijgbaar35 . We weten ook dat TV en PC voor veel ouderen tot surrogaat-badanti zijn geworden. Elektronisch bestuurbare rolstoelen vergroten de mobiliteit van diegenen die hun eigen motoriek nog dusdanig in de hand hebben dat ze een rolstoel kunnen besturen.
Deze wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen kunnen voor ouderen grote voordelen met zich meebrengen voor zover ze te betalen zijn. De circulatie van kennis die ze verschaffen geeft ouderen toegang tot aanzienlijke rijkdom. Maar dit kan het werk van zorgarbeiders niet vervangen. Dat geldt vooral voor ouderen die alleen wonen en/of ziek of gehandicapt zijn. Folbre wijst er op dat robot-partners de eenzaamheid en het isolement van mensen zelfs kunnen vergroten36 . De automatisering kan geen antwoord geven op de moeilijkheden waarmee mensen te kampen hebben zodra ze ouder worden en afhankelijk van anderen als het gaat om het voorzien in fundamentele behoeften. Denk aan verlies van eigenwaarde en identiteit, angsten, depressie.
Om aan de problemen van de ouderenzorg tegemoet te komen, is er geen technologische innovatie nodig, maar een verandering van maatschappelijke verhoudingen waardoor het maatschappelijk handelen niet langer bepaald wordt door de valorisatie van het kapitaal en de reproductie tot een collectief proces wordt. Dat zal echter in een marxistische context niet mogelijk zijn zolang het ontbreekt aan een grondige heroverweging van het vraagstuk van de arbeid, zoals de feministen in de jaren ‘70 gedaan hebben als onderdeel van een politieke discussie over de functie van de huishoudelijke arbeid en de wortels van de op sekse gebaseerde discriminatie. Feministen hebben de centraliteit die het marxisme historisch had toegewezen aan de industriële loonarbeid en de warenproductie, als zijnde de cruciale terreinen van sociale verandering, afgewezen. Daarnaast hebben ze het veronachtzamen van de menselijke reproductie en de reproductie van de arbeidskracht bekritiseerd37 . De feministische beweging heeft ons geleerd dat de reproductie niet alleen de steunpilaar van de ‘sociale fabriek’ is, maar dat de verandering van de voorwaarden waaronder we onszelf reproduceren een essentieel onderdeel is van ons vermogen om ‘zelfreproducerende bewegingen’ op te bouwen38 . Want negeren dat het ‘persoonlijke’ identiek is aan het ‘politieke’ ondermijnt de kracht van onze strijd aanzienlijk.
Hedendaagse marxisten zijn wat dit betreft niet aan Marx voorbij gekomen. Als we de autonoom-marxistische theorie van de ‘affectieve’ en ‘immateriële’ arbeid als voorbeeld nemen, zien we dat deze nog steeds met een grote boog om de omvangrijke problematiek heen gaat die door de feministische analyses van de reproductieve arbeid aan het licht zijn gebracht. Volgens deze theorie is met de informatisering van de productie het onderscheid tussen productie en reproductie volledig vervaagd. Arbeid is geworden tot de productie van zijnstoestanden, van ‘affecten’ en ‘immateriële’ i.p.v. fysieke objecten39 . De voorbeelden van ideaaltypische ‘affectieve arbeiders’ zijn vrouwelijke arbeiders bij fastfood-restaurants die hamburgers omkeren met een glimlach of stewardessen die een gevoel van veiligheid verkopen aan de mensen die ze bedienen. Maar zulke voorbeelden zijn misleidend omdat veel reproductieve arbeid, zoals geïllustreerd bij de ouderenzorg, een volledig toewijding vereist t.o.v. de te reproduceren personen. Een relatie die nauwelijks als ‘immaterieel’ kan worden aangeduid. Hier komt nog bij dat zulke voorbeelden de onbetaalde reproductieve arbeid van vrouwen, als een cruciale vorm van uitbuiting, blijven negeren en de reproductie van het dagelijkse leven niet problematiseren in de anti-kapitalistische bewegingen en in de ‘new commons’ (nieuwe gemeengoederen) die deze proberen voort te brengen.
Het is echter belangrijk om te benadrukken dat het concept ‘zorgarbeid’ ook tot op zekere hoogte ‘reductief’ is. Het begrip werd in de jaren ‘80 en ‘90 gemeengoed in samenhang met het ontstaan van een nieuwe arbeidsdeling binnen de reproductie-arbeid, die de fysieke aspecten van deze arbeid scheidde van de emotionele. Betaalde zorgarbeiders houden aan dit onderscheid vast in hun streven om de taken die de werkgevers van hen verwachten te specificeren en te limiteren en te eisen dat hun werk als geschoold vakwerk wordt gezien. Maar het onderscheid is onhoudbaar en mensen werkzaam in de zorg zijn de eersten om dit toe te geven. Tot de moeilijkheden waarmee ze te maken hebben behoren juist de emotionele trauma’s veroorzaakt door eventuele gehechtheid aan de mensen (kinderen, ouderen) die ze verzorgen. Deze bindingen raken voortdurend in conflict met de beperkingen die de markt hun werk oplegt. Waarin de reproductie van mensen verschilt van de reproductie van waren – ondanks hun schijnbare vermenging t.g.v. de vermarkting van belangrijke aspecten van de reproductieve arbeid – is het holistische karakter van een groot aantal zorgtaken. We begeven ons inderdaad in een wereld van radicale vervreemding, in zoverre er tussen fysieke en emotionele aspecten van de zorg wordt onderscheiden, in zoverre ouderen (of kinderen) worden gevoed, gewassen, gekamd, gemasseerd, medicijnen gegeven, zonder dat er rekening gehouden wordt met hun emotionele en ‘affectieve’ reacties en hun algemeen welbevinden.
3. Vrouwen, ouderen en ouderenzorg vanuit het perspectief van de feministische economen
Het revolutionaire karakter van de feministische reproductie-theorieën lag deels in de erkenning van dit verschil evenals de vele manieren waarop het kapitalisme dit heeft uitgebuit. De feministen brachten niet enkel de reproductie naar het centrum van de klassenstrijd en legden daarmee zijn centrale functie voor de reproductie van de arbeidskracht bloot. Ook verschoven ze het zwaartepunt van de antikapitalistische strijd van de warenproductie naar de productie van mensen, van de fabriek naar het huis, de buurt, de wijk, en sloten daarmee aan bij een lange traditie van radicale reconstructie van het ‘dagelijks leven’, die van het scheppen van een nieuw type van subjectiviteit de prioriteit van de politieke organisatie maakte. De theorie van de ‘affectieve arbeid’ negeert deze problematiek evenals de complexiteit die inherent is aan de reproductie van het leven. Het suggereert ook dat met de toenemende homogenisering van alle vormen van arbeid in het ‘post-industriële’ kapitalisme, de verschillen binnen de arbeid gebaseerd op leeftijd, sekse en ras, gereduceerd worden waardoor ze klaarblijkelijk minder relevant worden voor en anti-kapitalistische politiek40
. Een vluchtige blik op de huidige organisatie van de ouderenzorg bezweert deze illusie echter meteen.
Gezien vanuit het perspectief van de ouderen of van hun verzorgers: de crisis van de ouderenzorg is, zoals feministische economen duidelijk hebben gemaakt, in wezen een kwestie van gender. Ondanks de toenemende commodificatie wordt de meeste zorgarbeid net als voorheen door vrouwen verricht en in de vorm van onbetaalde arbeid, waardoor ze geen recht hebben op pensioen. Dus paradoxaal genoeg: des te meer vrouwen zorgen voor anderen, des te minder zorg ze er voor terug krijgen, omdat ze minder tijd aan betaalde arbeid wijden dan mannen en de meeste sociale verzekeringen zijn gebaseerd op het aantal jaren dat loonarbeid is verricht. Ook betaalde zorgverleners worden, zoals we hebben gezien, geraakt door de devaluatie van de reproductiearbeid. Ze vormen een ‘onderklasse’ die nog steeds moet vechten om maatschappelijk als arbeiders erkend te worden. Kortom, de devaluatie van de reproductiearbeid leidt er toe dat vrouwen vrijwel overal de ouderdom tegemoet zien met minder middelen dan mannen wat betreft ondersteuning door de familie, inkomen en beschikbaar vermogen. Zo worden in de VS, waar pensioenen en sociale voorzieningen gebaseerd zijn op het aantal arbeidsjaren, vrouwen het zwaarst door ouderdoms-armoede getroffen, juist doordat ze een groot deel van hun leven hebben doorgebracht buiten de loonarbeid, d.w.z. met activiteiten die niet als werk worden gezien. Ze vormen het grootste deel van de populatie van verpleeghuizen voor lage inkomens, de lagers van onze tijd.
Wetenschap en techniek kunnen dit probleem niet oplossen. Wat nodig is, is een transformatie van de maatschappelijke en op sekse gebaseerde arbeidsdeling, maar vooral ook de erkenning van de reproductiearbeid als arbeid, die degenen die de arbeid verrichten recht geeft op een compensatie, zodat familieleden die zorg verlenen daarvoor niet worden bestraft. De erkenning en opwaardering van reproductieve arbeid is ook cruciaal om de scheidslijnen die de huidige situatie tussen zorgarbeiders voortbrengt te boven te komen. Nu staan de familieleden die proberen om hun kosten te beperken tegenover de ingehuurde zorgverleners die zich geconfronteerd zien met de demoraliserende gevolgen van hun werk op de rand van armoede en degradatie.
Feministische economen die zich met deze kwestie hebben bezig gehouden hebben mogelijke alternatieven voor het huidige systeem ontworpen. Nancy Folbre schrijft in Warm Hands in a Cold Age over de hervormingen41 die nodig zijn om sociale zekerheid te bieden aan ouderen en met name oudere vrouwen. Ze schrijft daarbij vanuit een internationaal perspectief en onderzoekt welke landen in dit opzicht het verst vooruit zijn. Bovenaan plaatst ze de Scandinavische landen die over vrijwel universele verzekeringssystemen beschikken. Onderaan staan de VS en Engeland waar de ouderenzorg aan het arbeidsverleden is gekoppeld. De wettelijke regelingen zijn echter zowel in Scandinavië als ook in de VS en Engeland problematisch, omdat ze een ongelijke arbeidsdeling gebaseerd op sekse bevestigen, evenals traditionele verwachtingen met betrekking tot de rol van de vrouw in de familie en de maatschappij. Dit is één van de cruciale gebieden waar beslist iets moet veranderen.
Folbre pleit ook voor een herverdeling van middelen die gemeenschapsgeld ombuigen, van het militair-industrieel complex en andere destructieve ondernemingen, naar de zorg voor ouderen. Ze erkent dat dit ‘onrealistisch’ mag lijken en bijna een oproep tot revolutie. Maar ze staat er op dat deze eis ‘op onze agenda’ thuishoort. Uiteindelijk staat de toekomst van iedere arbeider op het spel. Een maatschappij die de ogen sluit voor het enorme leed dat zoveel mensen te wachten staat als ze ouder worden, zoals nu in de VS, is een maatschappij die gedoemd is zichzelf te vernietigen.
Niets wijst er echter op dat het met deze blindheid snel gedaan is. Geconfronteerd met een uitdijende economische crisis kijken de beleidsmakers liever weg en ijveren ze overal voor bezuinigingen op de sociale uitgaven en wordt voor de ouderdomsverzekeringen, de sociale verzekeringssystemen alsook de subsidiëring van de zorgarbeid de geldkraan dicht gedraaid. Het dominante refrein is een obsessieve klaagzang dat een meer vitaal en energieker ouder bevolkingsdeel, dat koppig doorgaat met leven, het door de staat gefinancierde pensioenstelsel al onhoudbaar maakt. Mogelijk dacht Alan Greenspan aan de miljoenen Amerikanen die vastbesloten zijn om ouder dan 80 te worden, toen hij in zijn memoires bekende dat hij was geschrokken toen hij zich realiseerde dat de regering Clinton wel degelijk een financieel overschot had gerealiseerd42 ! Zelfs al vóór de crisis hebben politici jarenlang een generatie-oorlog in scene gezet door onophoudelijk te waarschuwen dat door de groei van het aandeel 65-plussers het sociale verzekeringssysteem bankroet zou gaan en er zodoende een zware hypotheek op de schouders van de jongere generaties zou rusten. Te vrezen valt, nu de crisis zich verdiept, dat de aanval op de maatschappelijke ondersteuning en de zorg voor ouderen zal worden geïntensiveerd, hetzij in de vorm van hyperinflatie die de vaste inkomens decimeert, of d.m.v. een gedeeltelijke privatisering van sociale zekerheidssystemen, of door de pensioenleeftijd te verhogen. Zeker is dat niemand pleit voor meer overheidsgelden in de richting van de ouderenzorg43 .
Daarom is het dringend noodzakelijk dat bewegingen die zich voor sociale gerechtigheid inzetten, inclusief marxistische onderzoekers en activisten, op dit terrein interveniëren om te verhinderen dat de crisis door triage en ten koste van de ouderen overwonnen wordt. Er moeten initiatieven in het leven geroepen worden die in staat zijn om de verschillende sociale subjecten die bij de ouderenzorg betrokken zijn en momenteel in een antagonistische verhouding tot elkaar staan samen te brengen: zorgverleners, families van de ouderen en in de eerste plaats de ouderen zelf. Voorbeelden van zulke bondgenootschappen zijn in de strijd om de ouderenzorg deels al zichtbaar, daar waar zorgverleners en patiënten, betaalde zorgverleners en de families van hun cliënten in toenemende mate samenkomen om zich gezamenlijk tegen de overheid te keren, in het bewustzijn dat het zowel zij die produceren als zij die reproduceren zijn die de prijs moeten betalen als de reproductieverhoudingen antagonistisch worden. Tegelijkertijd is ook de ‘vergemeenschappelijking’ (commoning) van de reproductie- en de zorgarbeid begonnen. In enkele Italiaanse steden worden al gemeenschappelijke leefvormen ontwikkeld die gebaseerd zijn op ‘solidariteitsverdragen’. Drijvende kracht daarbij zijn ouderen die noch op hun families kunnen rekenen, noch zich zorgverleners kunnen veroorloven en die dus hun inspanningen coördineren en hun middelen samenbrengen om institutionalisering in een verpleeghuis te vermijden. In de VS worden ‘zorggemeenschappen’ (communities of care)44 opgericht door jongere generaties politieke activisten die zich ten doel stellen om de ervaring van ziekte, pijn en verdriet en de ‘zorgarbeid’ die ermee gepaard gaat te socialiseren en te collectiviseren. In dit proces wordt tegelijkertijd een begin gemaakt met een herdefiniëring en terugvordering van de begrippen ziekte, ouderdom en dood. Zulke initiatieven moeten uitgebreid worden. Ze zijn van cruciale betekenis voor een reorganisatie van ons dagelijkse leven en de creatie van maatschappelijke verhoudingen die niet op uitbuiting berusten. Want de fundamenten van de nieuwe wereld worden niet ‘online’ gelegd, maar in de samenwerking die we kunnen ontwikkelen om de levens te veranderen van mensen in rolstoelen en in ziekenhuisbedden, die heden ten dage de meest verborgen maar ook de meest verbreide vorm van folter in onze samenleving belichamen.
________
Eerder gepubliceerd in het Duits in: Über Marx hinaus; red. Marcel van der Linden en Karl Heinz Roth. Anmerkungen über Altenpflegearbeit und die Grenzen des Marxismus; Berlijn/Hamburg 2009. We danken Silvia Federici voor het ter beschikking stellen van het Engelse origineel en het beantwoorden van enkele vragen aangaande de tekst.
- 1Kotlikoff, Laurence J. en Scott Burns. (2004). The Coming Generational Storm. What You Need to Know About America's Economic Future. Cambridge (MASS): MIT Press.
- 2Folbre, Nancy. (2006). "Nursebots to the Rescue? Immigration, Automation and Care." In Globalizations, Vol. 3. No 3, 2006 (349-360). Hier pag. 350.
- 3Joyce, Kelly and Laura Mamo. (2006). "Greying the Cyborg. New Directions in Feminist Analyses of Aging, Science and Technology." In Calasanti and Slevin red. (2006) 99-122. Joyce en Mamo wijzen erop dat er momenteel een brede campagne gaande is, gedreven door de zoektocht naar winst en een ideologie die de jeugd bevoorrecht, die mikt op ouderen als consumenten en die hen belooft om hun lichamen te “regenereren” en hun veroudering te vertragen als ze gebruik maken van de juiste farmaceutische producten en technologieën. In deze context wordt ouderdom bijna een zonde, iets onfortuinlijks wat we ons zelf aandoen omdat we nalaten gebruik te maken van de nieuwste verjongingsproducten.
- 4Costa, Dora. L. (1998). The Evolution of Retirement. An American Economic History. 1880-1990. Chicago: The University of Chicago Press.
- 5OECD Health Project. (2005) Long Term Care For Older People. OECD Publications; Benaria, Lourdes. (2008). "The Crisis of Care, International Migration, and Public Policy." Feminist Economics, 14(3), July 2008, 1-21. Hier 2-3, 5.
- 6Als voorbeeld noemt Benaria een in 1999 in Spanje aangenomen wet die de werkgever verplicht hun personeel “verschillende vormen van tijdelijk verlof te verlenen om de zorgarbeid te verlichten”. Een in 2006-2007 uitgevaardigde en uitgebreidere wet verplicht de werkgever “een deel van de kosten te betalen die individuen en huishoudens spenderen aan zorgtaken”. Benaria, Crisis (zie noot 5), blz. 5. In Schotland heeft de Community Care and Health Act van 2002 “kosteloze persoonlijke zorg voor ouderen ingevoerd” en ook de zorgverleners nieuw gedefinieerd als “medewerkers die natuurlijke hulp ontvangen, i.t.t. consumenten … die verplicht zijn voor diensten te betalen.” Fiona Carmichael, Claire Hulme, Sally Sheppard en Gemma Connell. Work-Life Imbalance. Informal Care and Paid Employment in the UK, in: Feminist Economics, jg. 14 (2008). H.2. Blz. 3-35, hier 7. In Engeland en Wales, waar rond de 5,2 miljoen mensen informele zorgarbeid verrichten, hebben zorgverleners die volwassenen verzorgen sedert april 2007 het recht om flexibele arbeidstijden op te eisen. Ibid.
- 7Volgens verschillende onderzoeken is één van de gevolgen van deze bezuinigingen dat “20 tot 50 miljoen familieleden in de VS zorgarbeid verrichten die traditioneel door professionele krachten wordt verricht. Zorgverlenende familieleden verrichten bijna 80% van de zorgarbeid voor zieke of gehandicapte verwanten. De vraag naar deze arbeid zal in de toekomst alleen maar toenemen als de bevolking vergrijst en de moderne geneeskunde nog meer in staat zal zijn om levens te verlengen... Omdat nog meer terminaal zieken besluiten thuis te blijven in hun laatste dagen, werken, volgens een artikel in de Archives of Internal Medicine uit januari 2007, familieleden en vrienden nu als informele zorgverleners voor bijna driekwart van de zieke en gehandicapte ouderen die tijdens hun leven in hun gemeenschap leefden. Jane E. Brody, When Families Take Care of Their Own, New York Times, 11 november 2008.
- 8Volgens Nona Glazer is de woning t.g.v. deze “transfer” in een medische fabriek veranderd waar gecompliceerde dialyses worden uitgevoerd en huisvrouwen en hulpen moeten leren te catheteriseren en wonden te behandelen. Tegelijk worden er geheel nieuwe medische apparaten en uitrusting speciaal voor thuisgebruik gefabriceerd. Nona Glazer, Women‟s Paid and Unpaid Labor: Work Transfer in Health Care and Retail, Philadelphia 1993, blz. 154-156.
- 9Glazer, Women‟s Paid and Unpaid Labor (zie 8), blz. 166-7, 173-4.
- 10Eileen Boris en Jennifer Klein, We Were the In-visible Workforce: Unionizing Home Care, in: Dorothy Sue Cobble, The Sex of Class. Women Transforming American Labor, Ithaca 2007, blz. 177-193, hier blz. 180.
- 11Glazer, Nona. (1993). Women's Paid and Unpaid Labor. Blz. 174. Zie noot 8.
- 12Federici, Silvia. (1999). "Reproduction and Feminist Struggle in the New International Division of Labor." In: Dalla Costa, Mariarosa and Giovanna F. Dalla Costa eds. (1999). Women, Development and Labor of Reproduction. Struggles and Movements. Trenton (NJ): Africa World Press. Blz. 47-82. Pyle, Jean L. (2006) "Transnational Migration and Gendered Care Work: Introduction." In Globalizations, Vol.3, N.3, 2006, Blz. 283-296.
- 13Pyle, Jean L. (2006) "Transnational Migration (zie noot 12), blz. 289. Ehrenreich, Barbara and Arlie Russell Hochschild eds. (2002). Global Woman. Nannies, Maids and Sex Workers in the New Economy. New York: Metropolitan Books.
- 14Di Vico, Dario. (2004). "Le badanti, il nuovo welfare privato. Aiutano gli anziani e lo Stato risparmia." Corriere della Sera. 13 juni 2004, p.15.
- 15Ehrenreich, Barbara and Arlie Russell Hochschild eds. (2002). Global Woman (zie noot 13). Blz. 26-27.
- 16New York Times: 28 januari 2009.
- 17Domestic Workers Utd. leidt een campagne voor de erkenning van een catalogus van rechten door de NY State Assembly. Andere organisaties van betaalde huishoudelijk- en zorgarbeiders willen deze champagne in 2010 uitbreiden naar het hele land.
- 18CNEL: Consiglio nazionale dell’economia e del lavoro. Nationale raad voor economie en arbeid. Opgericht in 1957 door de Italiaanse overhead met een adviserende en wetgevende functie (noot Duitse vertaler).
- 19Zie noot 14.
- 20In de VS is het aantal mannen dat hun ouders verpleegd wel stijgende. "In a Turnabout, More Children Take on the Care giver Role for their Elders," New York Times, 23 februari 2009.
- 21Beckford, Martin. “ 'Sandwich generation'. Families torn between demands of children and parents.” Daily Telegraph, 1 april 2009.
- 22Als noot 20. Engeland en Australië zijn twee andere landen waarin kinderen zorgarbeiders zijn geworden. In andere landen hebben kinderen vaak het recht aan “discussies over de verpleging van de patiënt” deel te nemen en op een vergoeding voor hun zorgarbeid.
- 23Pear, Robert, "Violations Reported in 94% of Nursing Homes." New York Times, 30 september 2008.
- 24Ally, Shireen."Caring About Care Workers: Or-ganizing in the Female Shadow of Globalization." Lezing in het Center For Global Justice, San Miguel De Alende (Mexico). Georganiseerd door de International Conference on Women and Globalization, 27 juli -3 augustus 2005.
- 25Boris, Eileen and Jennifer Klein. ”We Were the Invisible Workforce: Unionizing Home Care.” In Cobble red. (2007) 177-193.
- 26Zie noot 24. Pag. 1.
- 27Blackburn, Robin. (2002). Banking on Death. Or, Investing in Life: The History and Future of the Pensions. London: Verso. Blackburn wijst er op dat de eerste voorstellen voor het uitbetalen van pensioenen aan ouderen en behoeftige mensen uit de tijd van de Franse revolutie stammen. Tom Paine wierp deze vraag op in het tweede deel van zijn Rights of Man (1792). Het thema werd ook opgepakt door de vriend van Paine, Condorcet, die een daarmee overeen stemmend welvaartmodel ontwierp dat voor alle staatsburgers zou moeten gelden. Hierop voortbordurend “verklaarde de Nationale Conventie dat de 10e Fructidor de dag van een fête de la vieillesse (een feest van de ouderdom) zou zijn en dat in ieder departement verzorgingshuizen voor ouderen opgericht zouden moeten worden. […] De Conventie ging in juni 1794, slechts enkele maanden na de afschaffing van de slavernij, akkoord met het principe van een staatsburgerlijk ouderdomspensioen.” Blackburn, blz. 40-41. In de tijd van Marx boden de zgn. 'friendly societies' (arbeiderclubs georganiseerd op basis van ambacht) verschillende vormen van ziekte-, ouderdoms-, overlijdens- en ook werklozenverzekeringen aan. John Foster beschrijft de 'friendly societies' als “de enige sociale instelling die raakte aan het volwassen leven van een groot deel, ja zelfs de meerderheid van de werkende bevolking.” John Foster, Class Struggle and the Industrial Revolution. Early Industrial Capitalism in Three English Towns, Londen 1974, blz. 216. Daar komt nog bij dat, hoewel het het utopisch socialisme zijn hoogtepunt al in het begin van de 19e eeuw bereikt had, het experimenteren met nieuwe vormen van gemeenschappelijk leven, die de leden van de gemeenschap bescherming voor armoede, hulpeloosheid en ouderdom zou moeten bieden, noch tot in de jaren ‟60 van de 19e eeuw zou aanhouden, met name in de VS. De toenmalige journalist Charles Nordhof telde op zijn minst 72 gemeenschappen die volgens coöperatief-communistische principes georganiseerd waren: Charles Nordhof, The Communistic Societies of the United States. From Personal Observation, New York 1966 (eerste uitgave 1875).
- 28Karl Marx, Das Kapital Deel 1. Seccombe, Wally (1995, 1993). Weathering the Storm. Working-Class Families From The Industrial Revolution To The Fertility Decline, London: Verso. Blz. 75-77.
- 29Zie m.b.t. Kropotkin’s begrip van de wederzijdse hulp vooral de laatste twee hoofdstukken van zijn gelijknamige, voor het eerst in 1902 verschenen geschrift: Peter Kropotkin, Wederzijdse Hulp, een factor in de evolutie. Utrecht 2004. Met het oorspronkelijke voorwoord van Peter Kropotkin en een nieuwe inleiding van Marius de Geus. Eerder uitgegeven door S.L. van Looy te Amsterdam in 1904 onder de titel: Wederkerig dienstbetoon. Een factor der Evolutie. In de Duitstalige versie de pagina’s 208 – 265 (1975).
- 30Marx, Das Kapital, pag 259 van de PDF-versie http://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1867/kapitaal/hetkapitaal.pdf.
- 31“Als samenwerkende personen, als leden van een werkend organisme”, zijn de arbeiders volgens Marx “slechts een bijzondere bestaanswijze van het kapitaal.” Het ‘productieve vermogen’ dat de arbeider ‘als maatschappelijke arbeider’ ontwikkelt, is dus ‘productief vermogen van het kapitaal’. Idem, blz. 259.
- 32Kropotkin, Wederzijdse Hulp. Zie noot 29. Blz. 240 Duitse versie.
- 33Idem, blz. 261.
- 34Karl Marx, Grundrisse der Kritik der poltischen Ökonomie, MEW, Bd. 42. Berlijn 1993 blz. 590 – 605.
- 35Folbre: Nursebots (zie noot 2), blz. 356.
- 36Idem.
- 37Dat geldt vooral voor feministen uit de “loon voor huishoudelijke arbeid- beweging” zoals Mariorosa Dalla Costa, Selma James en de schrijfster zelf.
- 38Het begrip ‘zelf-reproducerende bewegingen’ is een belangrijk oriëntatiepunt voor tal van collectieven in de VS geworden, die de traditionele scheiding tussen politieke arbeid en dagelijkse reproductie afwijzen die voor linkse politiek zo kenmerkend is. Meer m.b.t. dit begrip is te vinden in de bundel In the middle of a whirlwind van het Team Colors Collective. Ook het artikel The importance of Support: Building Foundations, Creating Community, Sustaining Movements in het blad Rolling Thunder nr. 6 (herfst 2008) blz. 29 – 39, gaat op dit thema in.
- 39Hardt/Negri: De Menigte, Bezige Bij 2004, blz. 119.
- 40Idem, blz. 126.
- 41Folbre, Nancy, Lois B. Shaw en Agneta Stark red. (2007). Warm Hands in Cold Age. New York: Routledge.
- 42Greenspan, Alan. 2007. The Age of Turbulence. Ad-ventures in a New World. New York: Penguin Press. Blz. 217.
- 43Watson Elizabeth A. en Jane Mears. (1999). Women, Work and Care of the Elderly. Burlington (USA): Ashgate. Blz. 193.
- 44De opbouw van ‘zorggemeenschappen’ is het project van verschillende anarchistische Do It Yourself-collectieven aan de oost- en westkust van de VS, die daarin de eerste voorwaarde voor de opbouw van ‘zelfreproducerende’ bewegingen zien. Als voorbeeld dient daarbij het solidariteitswerk dat Act Up in de jaren ‟80 in reactie op de uitbreiding van AIDS in de homo-scene georganiseerd heeft en die tegen alle verwachtingen in een aanzienlijke bijdrage aan de groei van deze beweging geleverd heeft. Meer m.b.t. het project van de ‘zorggemeenschappen’ is te vinden op verschillende websites zoals van het Dicentra Collective uit Portland, Oregon en in tijdschriften die zich met het thema bezighouden. Zie bijv. het eerder aangehaalde artikel in Rolling Thunder (zie noot 39)
Comments
Approved the edit to fix
Approved the edit to fix this. It looks to me like it's okay at a quick glance, if not let me know and I will sort it.