Tien stellingen tegen de eis voor een basisinkomen - Wildcat

De eis van diverse linkse activisten voor een gegarandeerd minimuminkomen (ook wel basisinkomen genoemd) is volgens sommigen niet met goede argumenten te weerleggen. Wildcat ageert echter al drie decennia lang tegen het basisinkomen en gezien de recente aandacht ervoor hebben ze hun gedachten erover nog eens kort samengevat.

Submitted by bakuninja on June 30, 2015

“De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.” (Bernard Shaw)

In de wereldwijde ontwikkelingen die volgden op “1968” en de “Hete Herfst” van 1969 begon het verkrijgen van inkomen zich langzaam te ontkoppelen van het verkopen van arbeidskracht. En de inkomens werden over het algemeen wat meer gelijk getrokken. Toen dit nivellerende proces van onderop in het midden van de jaren zeventig op zijn einde liep, kwamen er binnen linkse groepen ideeën op voor een strategische inzet voor een “politiek loon”, ook wel een “gegarandeerd minimuminkomen” genoemd. In West-Duitsland kwam in de jaren tachtig in de autonome beweging de eis op voor “Existenzgeld” (bestaansinkomen), als reactie op de hervormingen van de welvaartsstaat. In diezelfde jaren tachtig begonnen politici van de christen-democratische CDU te pleiten voor een “negatieve inkomensbelasting”, en dat doen ze tot op de dag van vandaag. “Solidarisches Bürgergeld” noemen ze dat nu (“solidair maatschappelijk inkomen”, vrij vertaald). Links, christen-democraten, vakbonden en ondernemers stellen in Duitsland dezelfde eis. Hoe is dat nu mogelijk?

1. De eis van een gegarandeerd minimuminkomen illustreert de steeds ongelijker wordende samenleving. En tegelijkertijd draagt die eis aan dat proces van ongelijker worden bij. Want het is niet enkel een reactie op de hervormingen van de verzorgingsstaat. Maar het is ook de weg naar het ombouwen, dan wel afbouwen daarvan. Het is geen middel om te komen tot een rechtvaardigere verdeling van inkomen.

2. Uit de geschiedenis weten we dat de invoering van loononafhankelijk inkomen altijd heeft geleid tot een neergang van het reproductieniveau van de arbeidersklasse. Dat is precies wat er is gebeurd met de Hartz-hervormingen (1) in Duitsland. Via die weg werd een basisinkomen ingevoerd (Hartz IV). Dat heeft zowel het inkomen van werklozen verminderd als de uitbreiding van de lage lonen-sector bevorderd. Door een deel van de inkomens gelijk te trekken op het laagste niveau werden de laatste resten van de bevochten gelijkheid uit de weg geruimd. Hartz IV heeft zo de loonongelijkheid onder alle werkenden versterkt. Hartz IV is ook een directe subsidie voor de ondernemer: een miljoen mensen werkt en ontvangt een Hartz IV-toelage om hun inkomen op een bestaansminimum te brengen.

3. Maar Hartz IV is niet zonder voorwaarden. Hij is gebonden aan voorwaarden en vernederende controles. Daarom benadrukken voorstanders van “Existenzgeld” dat een onvoorwaardelijk basisinkomen het inkomen van werklozen zal doen stijgen, ook als de lonen wellicht verder omlaag gaan. (Het probleem van loonongelijkheid interesseert de voorvechters van het basisinkomen niet, zij zien zichzelf als vertegenwoordigers van hun eigen achterban.)

De sociale en machtspolitieke veranderingen die nodig zijn om een onvoorwaardelijk en toereikend basisinkomen te kunnen realiseren – een basisinkomen dat iedereen de mogelijkheid geeft om vrij te kiezen of men daarnaast ook nog wil werken – zijn in alle opzichten zo gigantisch groot dat daarmee dan meteen ook de revolutie mogelijk is. Maar de voorvechters van een basisinkomen willen meepraten in de huidige ‘realistische’ politieke arena, en ze weten dan ook heel goed dat ze hooguit kunnen meebeslissen over de balans tussen “eisen van en verzoeken om”, of tussen “onvoorwaardelijk” en voldoende hoog om van te kunnen leven. (Dat laat ook het volgende punt zien.)

4. Er zijn ook burgerlijke modellen van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Die willen het probleem van een stagnerend kapitalisme en een stijgende staatsschuld oplossen. (“Nieuwe banen ondanks nulgroei – door vrijwilligerswerk en maatschappelijk inkomen”; het aankomende fiasco van de pensioenen kan met een basisinkomen worden opgevangen, enzovoorts.) Het basisinkomen moet daarbij in de regel met een drastische verhoging van de BTW worden gefinancierd – en die belasting wordt voornamelijk betaald door de armen. Linkse modellen willen het basisinkomen daarentegen financieren door onder meer een drastische verhoging van de vermogensbelasting.

5. Linkse voorvechters van een gegarandeerd basisinkomen zien de verzorgingsstaat vooral als een voorziening van alimentatie voor de armen. Historisch gezien was zij echter ook belangrijk voor de vorming van “de middenklasse”. De institutionele erkenning van de arbeidersbeweging via de verzorgingsstaat was hoofdzakelijk bedoeld als een bastion tegen de revolutionaire dreiging van de arbeidersklasse. Samen met de individuele verzekeringen van de verzorgingsstaat ten behoeve van “de werkende bevolking” zorgde juist dat element voor de stabiliteit van het kapitalisme na de Tweede Wereldoorlog. De huidige erosie van de middenklasse kan als een probleem voor de staat gezien worden. Dat probleem kan van bovenaf worden aangepakt met nieuwe modellen voor de verzorgingsstaat die de precarisering en ongelijkheid reguleren en eventueel zelfs versterken. Of wij kunnen daar een hardnekkig proces van proletarisering in zien, dat al door sommige proletariërs wordt beantwoord. (Zie bijvoorbeeld de strijd in de logistieke sector en het kraken voor woonruimte.)

6. Linkse en rechtse voorvechters van een gegarandeerd basisinkomen gaan uit van de valse voorstelling dat het kapitalisme de arbeid aan het verlaten is. Maar de huidige situatie kenmerkt zich juist door te veel (slecht betaald) werk in plaats van te weinig.

De echte structurele verandering in Duitsland was het doorbreken in het midden van de jaren negentig van de al honderd jaar gaande tendens van werktijdverkorting. De destijds door de vakbonden bevochten “arbeidstijdverkorting” had de weg vrijgemaakt voor verlenging en intensivering van de effectieve werkdag. Mensen moeten daardoor vandaag de dag circa dertig procent meer werken om ongeveer hetzelfde inkomen te hebben als een decennium terug. Samen met de groeiende outsourcing zorgt dat ervoor dat in Europa tegelijkertijd de totale arbeidstijd én de werkloosheid groeien en dat er een structurele langdurige vorm van werkloosheid is ontstaan. Een “basisinkomen” zal de arbeidersklasse nog verder versplinteren en de lonen verder doen dalen.

7. De drie-eenheid van organizing, campagnepolitiek en een gegarandeerd basisinkomen is voor zogenaamd radicaal-links in Duitsland ook aantrekkelijk omdat men daarmee in kringen van kerken, vakbonden en parlementaire clubs in beeld komt voor bondgenootschappen. De mogelijkheden ontstaan niet doordat die bondgenoten bezig zijn om te radicaliseren, maar doordat die ook van zulke top-down benaderingen uitgaan. Sinds het uitbreken van de wereldwijde crisis hebben politieke top-down-modellen aan kracht gewonnen, en de eis voor een gegarandeerd basisinkomen maakt daar deel van uit. (Zo ging het overigens ook tijdens de wereldwijde economische crisis in de jaren dertig: toen kwam men met de top-down “New Deal”. Pas door de bewegingen van 1968 is het gelukt om die tendens weer om te draaien.)

8. Inmiddels wordt de eis van een basisinkomen ook gesteund door (linkse) vakbondsactivisten, terwijl die traditioneel altijd vasthielden aan de samenhang tussen arbeid en inkomen. Dat vakbonden hun arbeidsethos (“wie niet werkt, leeft van het werk van anderen”, “wie meer werkt, moet ook meer hebben dan degenen die niet werken”, enzovoorts) loslaten kan ideologisch als een vooruitgang worden gezien. Maar in werkelijkheid toont het hun zwakte. Zij zien zichzelf niet meer in staat om voor iedereen een leefbaar loon te bevechten, en daarom moet de staat nu voor minimumlonen en basiszekerheid gaan zorgen.

9. Tot nu toe bestond er geen beweging voor een gegarandeerd minimuminkomen. In het West-Duitsland van de jaren tachtig eisten de (vaak door de staat gesubsidieerde) werklozen-initiatieven een “Existenzgeld” – dat sloot aan bij hun eigen sociale situatie en hun politieke activiteiten. Maar ze vormden geen sociale beweging. Het idee van een onvoorwaardelijk minimuminkomen vond en vindt vooral weerklank bij mensen met een goede opleiding die door precarisering getroffen zijn. De huidige bewegingen hebben twee gezichten, het gekwalificeerde deel eist medezeggenschap, erkenning van hun individuele kwaliteiten en zien de “verbindende eis” van een minimuminkomen als een sprong in de politieke arena. De proletarische delen van de bewegingen hebben echter nog geen stem en formuleren geen eisen – daar ligt ook het probleem.

10. Door de wereldwijde crisis is het verdelingsvraagstuk verder aangescherpt (“de 1 procent versus de 99 procent”). De neo-liberale ideologie van de efficiëntie van de markt heeft zich te schande gemaakt, en het sociaal-technocratische, parlementaire geneuzel in de marge is ten einde gekomen. De structurele gevolgen van de hervormingen van de verzorgingsstaat sinds het einde van de jaren negentig (vanaf de Agenda 2010 (2)) zijn zo massaal dat zelfs het IMF en de VN bang zijn voor de gevolgen van de verder groeiende sociale verdeeldheid en nu modellen voorstellen voor het bieden van bestaanszekerheid.

Wij zouden van de pot zijn gerukt wanneer we ons aansluiten bij campagnes voor paternalistische verzorging van armen of voor de stabilisering van het kapitalisme. Zelfs bij de voedselbanken is er nu eindelijk een debat begonnen over dat ze niet gebruikt willen worden als hulpmiddel om verdere verlagingen van uitkeringen mogelijk te maken.

Ook al is het moeilijker en langduriger: als we gelijkwaardige, subversieve en emancipatorische strijd willen voeren, dan moeten we van onderop beginnen. Alleen zo kunnen we een antwoord geven in een historische situatie die om de afschaffing van het kapitalisme schreeuwt. De geschiedenis is er een van klassenstrijd, en die wordt van onderop gemaakt!

Lees verder in een aantal eerdere artikelen van Wildcat (in het Duits):
– “Die Perspektiven des Klassenkampfs liegen jenseits einer Reform des Sozialstaats”, Wildcat-Zirkular 48/49, maart 1999.
– “Ende der Arbeit oder Wiederkehr der Sklaverei?”, Wildcat-Zirkular 45, juni 1998.
– “Thesen zu Sozialstaat und Mindesteinkommen”, Wildcat-Zirkular 6, augustus 1994.

Noten van de vertaler
1. Hartz staat voor een serie hervormingen van de Duitse arbeidsmarkt en het sociaal verzekeringsstelsel. Die zijn in vier fasen uitgevoerd. Hartz IV vormt het huidige pakket van wetten en regelingen rond sociale (on)zekerheid voor werklozen.
2. De Agenda 2010 is een actieplan uit 2003, opgesteld door de toenmalige Duitse regering om economische groei en afname van de werkloosheid mogelijk te maken. Een belangrijk onderdeel daarvan waren de genoemde Hartz-hervormingen.

Het artikel hierboven is een vertaling van “Zehn Thesen gegen die Forderung nach einem Mindesteinkommen” dat verscheen in het Duitse tijdschrift Wildcat nummer 95 van winter 2013/2014 (vertaler: André Robben). Bron: http://www.doorbraak.eu/tien-stellingen-tegen-de-eis-voor-een-basisinkomen/

Comments