Bron: https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2016/12/15/de-chinese-arbeidersklasse-in-de-wereldwijde-kapitalistische-crisis-revolutionaire-massastaking-of-een-nieuwe-bureaucratische-inkapseling/
Stellingen
1.
Het regime dat in 1949 door de Chinese Communistische Partij in 1949 werd ingesteld, was geen ‘staatskapitalisme’, en nog minder een ‘arbeidersstaat. Het was, net als de Sovjet-Unie, en na 1945 haar Oosteuropese satellieten, een ‘overgang naar het kapitalisme’, een ‘burgerlijke revolutie met rode vlaggen’, een voorbereiding op volledige toetreding tot de wereldmarkt wanneer de omstandigheden dat zouden toelaten of vereisen. Het stalinistische model dat was overgenomen van de Sovjet-Unie, omvatte een gesloten economie, door de staat geleide technocratische planning, staatscontrole op de buitenlandse handel en de valuta, en strikte controles op de trek van de plattelandsbevolking (aanvankelijk 80%) naar de steden. Deze controles waren als een ‘duveltje in een doosje’ gericht op het onderdrukken van de werking van de kapitalistische waardewet, zowel extern met betrekking tot de wereldmarkt, als intern ten aanzien van de ‘anarchie’ van de concurrentie tussen bedrijven, die (net als in de Sovjet-Unie) in de ondergrondse economie opereerden. De opkomende kapitalistische klasse bevond zich in de ‘wachtkamers’ van de staatsbureaucratie.
2.
Sinds in 1978 de ontwikkeling in de richting van een ‘marktsocialisme met Chinese kenmerken’ begon, ontstond een vertraagde opening van het ‘duvelsdoosje’, waardoor de onderdrukte aspecten van het kapitalisme in toenemende mate aan de oppervlakte kwamen. Wat overblijft van de oude beperkingen zijn het staatsmonopolie op de buitenlandse handel en op de munt, controle van de staat van de buitenlandse investeringen en een nog steeds aanzienlijke staatssector in zowel het bankwezen als ondernemingen, alsook de aanhoudende beperking van de trek van het platteland naar de steden.
3.
China’s opening naar het Westen, en voor Westerse handel en investeringen, kwam zowel China als het westerse kapitalisme goed van pas. Bij de dood van Mao en de val van de Maoïstische ‘Bende van Vier’ in 1976 bevond China zich in een impasse, na de ramp van de ‘Grote Sprong Voorwaarts’ (1958-1961), waarin tussen de twintig en veertig miljoen mensen stierven van de honger, gevolgd door de chaos van de ‘Culturele Revolutie’ (1965-1976) waarin ten minste honderdduizenden doden vielen en waarbij miljoenen levens werden beschadigd, met inbegrip van de meeste van de 17 miljoen studenten die naar het platteland werden ‘weggestuurd’, vaak voor tien jaar of langer. De agrarische productie per hoofd van de bevolking was in 1978 niet hoger dan in 1949, mogelijk lager. Het Westen zelf bevond zich diep in de crisis van na 1970, waar het sindsdien niet uit is gekomen. China volgde de strategie van de ‘Vier Tijgers’ (Zuid-Korea, Taiwan, Hong Kong en Singapore) en zou goedkope consumptiegoederen leveren die gedeeltelijke tegemoetkwamen aan de bezuinigingen die in toenemende mate de Westerse arbeiders troffen. China bood zich ook aan voor mogelijke massale Westerse import en investeringen.
4.
Succesvolle snelle industrialisatie is altijd afhankelijk geweest van goedkoop voedsel van het platteland, waartoe het uitroeien van pre-kapitalistische eigendomsvormen een eerste vereiste is. Dit uitroeien vond in China plaats tussen 1949 en 1952. Desondanks was de Chinese landbouw grotendeels een mislukking, zowel de kleinschalige landbouw voor door de staat gecontroleerde prijzen, evenals die in de ‘Volkscommunes‘ van de jaren 1960, samen met de eerdergenoemde ramp van de ‘Grote Sprong Voorwaarts’. Vandaar dat de eerste stap in het hervormingsprogramma van Deng Xiaoping bestond uit ernstig experimenteren met landbouwproductie voor een vrije markt, beperkt tot (aanvankelijk) specifieke gebieden, wat in sommige gevallen resulteerde in een toename van de oogsten met 500%. De (Sovjet-opgeleide) technocraten die tijdens de ‘Culturele Revolutie’ waren verdreven en beschimpt als ‘wegbereiders van het kapitalisme’, kwamen weer aan de macht in 1978.
5.
China bestudeerde ten behoeve van zijn reorganisatie vele voorlopers. Het regime en zijn denktanks hebben de ineenstorting van de Sovjet-Unie en het Comecon-blok zorgvuldig bestudeerd als een model dat ze wilden vermijden. De Chinese Communistische Partij (CCP) zag de eerdergenoemde Aziatische tijgers in hoog groeitempo vooruitgaan door handig gebruik te maken van hun positie in de internationale arbeidsdeling, in tegenstelling tot de vorige in diskrediet geraakte stalinistische of ‘derde wereld’-modellen van autarkie en importsubstitutie. Ze keek naar de geschiedenis van Japan, het model van de Aziatische tijgers. Chinese denktanks hebben de opkomst van Duitsland na 1870 bestudeerd – en bestuderen die nog steeds -, die volgens hen het beste voorbeeld laat zien van een succesvolle uitdager van het internationale systeem, dat destijds werd gedomineerd door Groot-Brittannië en Frankrijk, tegenwoordig door de Verenigde Staten. Het enige wat ze over het hoofd zien is het verval van de kapitalistische productiewijze op wereldschaal na 1914, waarbij, in tegenstelling tot 1815-1914, uitbreiding op de ene plaats (bijvoorbeeld China, de Vier Tijgers) wordt gecompenseerd door krimp elders (de uitholling van de Verenigde Staten en Europa, ernstige achteruitgang in Rusland en Oost-Europa, achteruitgang van grote delen van het Midden-Oosten en elders in de voormalige Derde Wereld).
6.
China’s groei van gemiddeld 10% per jaar in drie decennia, is historisch ongekend, hoewel deze vanzelfsprekend kon voortbouwen op de vorige twee eeuwen van industriële ontwikkeling elders. (Deze groeicijfers moeten uiteraard worden afgewogen tegen de grotendeels niet gekwantificeerde enorme kosten van van de vernietiging van het milieu). In de afgelopen 1-2 jaar, heeft de stedelijke bevolking van China (net als die van de wereld) 50% bereikt, hoewel men voorzichtigheid dient te betrachten bij het meewegen van naar schatting 270 miljoen migrerende arbeiders die nog steeds geen verblijfsvergunning (hukou) hebben om zich permanent te vestigen in stedelijke gebieden met volledige toegang tot huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. Van de totale bevolking van 1,3 miljard, bestaat naar onze schatting minstens 200 miljoen (15%; vertaler) uit stedelijke proletariërs.
7.
De wereldwijde crisis van 2008 en de daaruit voortvloeiende ‘recessie’ (die op geen enkele manier te boven is gekomen) raakte China hard. Het tot dan toe gehanteerde kapitaalintensieve exportmodel bleek niet langer houdbaar. Ook breidde de crisis zich uit over veel van zijn grondstoffenleveranciers in de rest van Azië, in Latijns-Amerika en in Afrika. Het regime baseerde zich vooral na de onderdrukking van de wijdverbreide arbeiders- en studentenopstand van 1989 in Beijing en elders, op een impliciet compromis met de Chinese samenleving: politieke rust in ruil voor snelle groei, uitbreiding van de werkgelegenheid, stijgende particuliere consumptie en een versoepeling van de staatsreglementering van het dagelijks leven. Elke ernstige vertraging van de groei dreigt deze ‘deal’ ongedaan te maken. De eerste reactie op de crisis was een enorme toename van staatsgeleide investeringen, vooral in infrastructuur, zowel in nieuwe stedelijke en plattelandsontwikkelingsprojecten en in de transportinfrastructuur. In de afgelopen jaren heeft deze tijdelijke strategie duidelijk haar grenzen bereikt. Het voorbije voordeel van de lage lonen – de ’China prijs’ – is verloren aan nog goedkopere concurrenten in Zuidoost-Azië (bijvoorbeeld Vietnam, Cambodja), Zuid-Azië (Bangladesh) en zelfs Afrika (Oeganda, Kenia). Hoewel China weinig bedrijven van ‘wereldklasse’ bezit, hebben de decennia van ontwikkeling tientallen miljoenen technisch opgeleide mensen voortgebracht die China ‘in de waardeketen’ omhoog kunnen stuwen en het daarmee in staat stellen de arbeidsintensieve massaproductie voorbij te streven, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de werelddominantie in zonnepanelen.
8.
In 2012 waren er ruim 100.000 ‘massa-incidenten’ per jaar, variërend van stakingen tot rellen en botsingen met de lokale autoriteiten over landroof en vastgoedontwikkeling. Het jaar 2014 zag het hoogste aantal stakingen (12.000) ooit, geheel buiten de controle van de All-China Federation of Trade Unions (ACFTU), de in diskrediet geraakte door de staat gesteunde vakbond. Het regime heeft tot dusver deze strijd, die gericht is op lokale overheden in plaats van op de centrale overheid, met succes kunnen verdelen en plaatselijk kunnen houden. Vernietiging van het milieu, de vervuiling en gezondheidsrisico’s zijn ook steeds meer een kwestie. Ondanks de fulltime monitoring van het internet door de overheid, het blokkeren van websites, en de ‘Great Firewall of China’ – het beperken van de toegang tot het wereldwijde web -, is een ongecontroleerde massadiscussie buiten de officiële kanalen uitgegroeid tot een macht om rekening mee te houden bij het vormen van de publieke opinie, een ongekende uitdaging gezien het voorbije monopolie op informatie van de Communistische Partij. Een netwerk van arbeidersklasse militanten buiten de officiële staatsvakbond heeft zich gevormd, dat echter in de gaten wordt gehouden en aan repressie is onderworpen. China heeft blijkbaar het aanbod van plooibare landelijke arbeidskrachten uitgeput, en een meer volwassen, beter opgeleide en geïnformeerde arbeidersklasse is aan het ontstaan. Dit leidt ook tot een opwaartse druk op de lonen in de industriële zones van de kuststreek (d.w.z. de provincie Guangdong) en tot kapitaalvlucht naar de goedkopere westelijke binnenlanden.
9.
Het regime en de Chinese maatschappij in het algemeen bevinden dus op een tweesprong, of beter gezegd, voor een blokkade. Deze blokkade is slechts een onderdeel van de algemene blokkade van het kapitalisme op wereldschaal. Wat nodig is, is wat er gebeurde tussen 1914 en 1945, namelijk een enorme ‘devaluatie’, dat wil zeggen een kaalslag, hoewel op een nog grotere schaal, zoals de opruiming waarin elke depressie sinds de 19e eeuw eindigde: niet levensvatbare overcapaciteit moet worden afgeschreven, afgedankt of vernietigd, de lonen (het totale sociale loon, niet alleen het salaris) moeten op dezelfde wijze worden omlaag gedrukt, net als de enorme legers van onproductieve (witte boorden en ‘diensten’) werknemers; hoogwaardige technologie (de moderne equivalenten van elektronica en automatisering in de vorige crisis) moet worden bevrijd uit de dwangbuizen die haar nog belemmeren, om een levensvatbare winstvoet van het wereldwijde systeem te herstellen. Een ‘gemanagede depressie’-versie van deze crisis is sinds de jaren 1970 gaande. Maar het is niet genoeg. Veel grotere vernietiging van productiekrachten is vereist. Het fundamentele probleem is dat een wereldwijde maatschappelijke reproductie op grotere schaal binnen een kapitalistisch (‘waarde’) kader slechts mogelijk is voor een teruggebracht deel van de huidige mensheid. De keuze is grimmig: ’s werelds arbeidersklasse moet ofwel de kapitalistische productiewijze vernietigen, ofwel zelf gedeeltelijk worden vernietigd. ‘Socialisme of barbarendom’ is niet een romantische slogan, maar de samenvatting van het meest ‘wetenschappelijke’ idee waarover we beschikken.
10.
Laat we ons eens voorstellen hoe een gereorganiseerd China eruit zou zien na zo’n kaalslag, in de veronderstelling dat er een wereldwijde ‘wederopbouw’-fase zou zijn na zo’n aardbeving en in de veronderstelling dat er geen positieve revolutionaire doorbraak door de arbeiders zou zijn geweest. De eerste opdracht van het bedrijfsleven zou een vernieuwde vorm zijn van de inkadering van de arbeidersklasse, wat zou impliceren een vervanging van de ACFTU door vakbonden die minder direct afhankelijk zijn van de staat. Dit zou hoogstwaarschijnlijk naar het model zijn van zoiets als het Poolse Solidarnosc, na zijn legalisering in de late jaren 1980. Maar een dergelijke legalisering (zoals die in Polen) betekent het breken van het algemene partijmonopolie in de maatschappij van de CCP, die maar al te goed weet dat haar staatsmacht nu juist is gebaseerd op dat monopolie. Niet voor niets hebben de Chinese denktanks de Duitse ‘ondernemingsraden’ (niet te verwarren met echte arbeidersraden en sovjets) bestudeerd, opgericht na de Tweede Wereldoorlog, die de arbeiders een aantal bevoegdheden tot inspraak in sommige bedrijven gaf. Ook de meest vooruitziende blik moet zich realiseren dat, zoals het oude gezegde luidt, ‘alles moet veranderen om alles hetzelfde te laten blijven’. Het probleem van de bureaucratie is dat zij over haar eigen schaduw zou moeten springen – door te erkennen dat haar eigen macht een belangrijk onderdeel vormt van de sociale blokkade. Dit is tegenwoordig even zo waar in China zoals het was voor Gorbatsjov in de Sovjet-Unie van de jaren 1980.
Een tweede eis zou een reorganisatie betekenen van het wereldwijde financiële systeem zodat dit de veranderingen weerspiegelt in de locatie van de wereldproductie sinds de oprichting van de huidige instellingen (IMF, Wereldbank, WTO -voorheen GATT-, de US-dollar-standaard) in 1940. In 1960 bevond zich 5% van de wereldproductie in Oost-Azië; vandaag is het in de orde van 35%. De Amerikaanse overheersing kan nauwelijks een rechtvaardige reorganisatie van de wereldinstellingen overleven die voldoende is afgestemd op een dergelijke verandering, en het is onwaarschijnlijk dat de Verenigde Staten een dergelijke degradatie rustig zouden accepteren.
Een derde eis zou de oprichting zijn van een bredere machtsbasis in de Chinese maatschappij als geheel, met het doel om deze reorganisatie te laten aanvaarden en door te drukken, een rol die tijdens de New Deal en in de Tweede Wereldoorlog werd vervuld door de CIO (belofte om niet te staken). Ongetwijfeld zouden ngo’s ook hun rol kunnen spelen in dit proces. Snel daaropvolgend in ons gedachte-experiment zou zijn een meerpartijen burgerlijke democratie, die, net als de Russische en Oost-Europese tegenhangers, van essentieel belang zou zijn bij de verdere ontmanteling van de bureaucratische beperkingen die nog steeds sectoren van de Chinese maatschappij beschermen tegen de volle druk van de wereldmarkt. Het is niet waarschijnlijk dat de belangrijkste hulpmiddelen die Oost-Europa drijvende houden, zoals kapitaalstromen voor de gentrificatie van haar klassieke steden, de grootschalige emigratie van zijn opgeleide jongeren, een beetje directe buitenlandse investeringen, op een adequate schaal beschikbaar zouden zijn voor China.
---
Chronologie
1949: Chinese revolutie: een ‘burgerlijke revolutie met rode vlaggen’; de arbeidersklasse speelt geen rol.
1949-1952: afschaffing van de pre-kapitalistische grondbezittersklasse.
1956-1957: eerste grote stakingen, gelijktijdig met de Hongaarse Revolutie, de Poolse Oktober, tijdens de ‘Honderd Bloemen’-campagne. Repressie volgt.
1958-1961: ‘Grote Sprong Voorwaarts‘, 20-40 miljoen doden, hongersnood, Mao wordt wegens het debacle ’naar boven geschopt’.
1966-1976: ‘Culturele Revolutie‘, Mao doet pogingen om de macht te herwinnen. Naar schatting sterven 4 miljoen mensen in fractionele gevechten. 17 miljoen stedelijke jongeren worden naar het platteland verbannen, velen voor 10 jaar of langer. Universiteiten worden een decennium lang gesloten.
1967-1968: Arbeidersonrust in Shanghai en elders, het Volksbevrijdingsleger grijpt in om de orde te herstellen. De Onafhankelijke Shengwulian groep duikt op, geeft het manifest ‘Waarheen China?’ uit, waarin wordt opgeroepen tot revolutie tegen beide fracties van de staat, en wordt verpletterd.
1972: Nixon bezoekt Beijing, terwijl de Amerikaanse luchtmacht een bommenregen over Noord-Vietnam uitstrooit; begin van de VS-China alliantie.
1976: dood van Zhou Enlai en Mao; arrestatie van maoïstische ‘Bende van Vier’; massademonstratie tegen de Bende van Vier bij de begrafenis van Chou. Scheppen van de ‘Muur van Democratie’ op het Tienanmen-plein, die werd behangen met gigantische posters met intense discussies op (‘da zi bao’).
1978: Deng Xiaoping keert terug aan de macht na jaren van verbanning, roept op tot ‘vier moderniseringen’. Da zi bao verschijnen waarin wordt opgeroepen tot ‘de vijfde modernisering: democratie’. De auteur wordt veroordeeld tot 18 jaar gevangenis; de Muur van Democratie wordt leeggehaald.
1982 en verder: enorme stijging van de landbouwproductie als boeren mogen produceren voor de markt.
1986: Wilde staking bij Sanyo (Japanse halfgeleiders) in de provincie Guangdong.
1989: Arbeiders- en studentenprotesten in Peking en andere steden, eindigt in een bloedbad. Ineenstorting van het ‘communisme’ in Oost-Europa, Gorbatsjov wordt in 1991 verdreven.
1992 en verder: de economische expansie keert terug in China; Deng Xiaopings ‘Southern Tour’ geeft groen licht voor ‘het marktsocialisme’, schept industriële zones voor buitenlandse investeringen.
1992-1994: stakingsgolf In Shenzhen. 1994 Arbeidsrecht bevat nationaal minimumloon.
1995-2002: massale ontslagen (60-70 miljoen) in ‘staatsbedrijven’ (SOE), rellen, demonstraties; veel managers plunderen geprivatiseerde pensioenfondsen. Einde van de ‘Ijzeren rijstkom’ en levenslange werkgelegenheid. Stakingsgolf groeit van jaar tot jaar.
1997-1998 Azië-crisis: 1999 China’s groei vertraagt terwijl de exportmarkten krimpen.
1998-2003: privatisering van 75 miljoen woningen in de sector sociale huisvesting.
1999: China treedt toe tot de WTO na een sterke lobby van Clintons Witte Huis.
2000-2008: China’s goedkope export wakkert de ‘subprime’-boom in de VS aan. Enorme buitenlandse investeringen in de provincie Guangdong.
2000-2002: arbeiders van de olie-industrie in het noordoosten voeren strijd tegen de privatisering; 300.000 ontslagen.
2003: China passeert VS als top ontvanger van directe buitenlandse investeringen (FDI).
2004: Stakingen bij de (Japanse) Uniden-fabriek voor een onafhankelijke vakbond. 4-5000 werknemers staken bij de fabriek van Walmart leverancier Sun tegen een rationalisatieprogramma.
2006: ACFTU organiseert Wal-Mart China.
2008: SEIU-hoofd Andy Stern en co. bezoeken vakbondsleden in Guangdong.
2008: De wet op arbeidscontracten beschermt werknemers onder contract, bedrijven reageren met het uitbesteden op grote schaal.
2008-2009: VS-, en wereldwijde ineenstorting leidt tot massale ontslagen in China’s exportindustrie; miljoenen arbeiders keren terug naar de dorpen; de Chinese overheid lanceert massale heractivering van de economie gericht op infrastructuur en huisvesting; het exportgerichte groeimodel is in crisis.
2010: Arbeiders plegen zelfmoord bij Foxconn, de Taiwanese leverancier van Apple, dat 1 miljoen arbeiders in de Volksrepubliek China te werk stelt. Lonen worden verhoogd tot 1.350 yuan ($ 200) voor meer dan 10 uur per dag, met vier dagen vrijaf per maand.
2010: Stakingsgolf treft vooral Japanse bedrijven (bijvoorbeeld vier Hondafabrieken), wint met een aanzienlijke loonstijging.
2012: De ploeg van de CCP-secretaris-generaal Xi Jinpin en premier Li Keqiang die 10 jaar lang staatshoofden zullen zijn, lanceert een ongewoon grote anti-corruptie-campagne; de politieke mannetjesmaker Chongqing en de ‘maoïstische’ Bo ji lai komen ten val. De groei op basis van een schijnbare eindeloze aanvoer van verse landelijke arbeid stokt. Onder druk vindt een heroriëntatie op interne consumptie plaats.
2014: Meer dan 100.000 ‘incidenten’ (rellen, stakingen, demo’s); duizenden stakingen, evenals boerenrellen tegen onteigening van grond. Er zijn ongeveer 270 miljoen migranten van het platteland; China wordt voor 50% stedelijk.
2015: Juli-beurskrach vernietigt $3 biljoen ($3.000 miljard; vertaler) op de kapitaalmarkt.
---
13 januari 2016
Oorspronkelijk verschenen in:
http://breaktheirhaughtypower.org/the-chinese-working-class-in-the-global-capitalist-crisis-revolutionary-mass-strike-or-a-new-bureaucratic-containment/
Dit artikel mag in zijn geheel worden overgenomen met vermelding van de bron:
https://arbeidersstemmen.wordpress.com/2016/12/15/de-chinese-arbeidersklasse-in-de-wereldwijde-kapitalistische-crisis-revolutionaire-massastaking-of-een-nieuwe-bureaucratische-inkapseling/
Vertaald en voorzien van noten en hyperlinks door F.C., 14 december 2016.
Comments