Steve Wright schreef met 'Storming heaven. Class composition and struggle in Italian Autonomist Marxism' één van de weinige historische behandelingen over een soort marxisme waar vooral in de andersglobaliseringsbeweging veel aandacht voor bestaat. Grenzeloos sprak met hem over de opkomst en neergang van autonomie.
'Bijzonders aan autonoom marxisme is de nadruk die het legt op de arbeiderklasse als nauw verbonden met, maar structureel iets anders dan, kapitaal en de officiele vakbeweging. In de ogen van autonome marxisten kan de arbeidersklasse zich autonoom van beiden organiseren. De term autonoom marxisme is trouwens nogal ongelukkig - in Italië waar het zijn wortels heeft spreekt men van operaismo, 'arbeiderisme'.
In de ogen van autonoom marxisten waren de vakbeweging en linkse partijen niet alleen iets anders dan de arbeidersklasse, soms werden ze zelfs gezien als tegenstanders. Waar kwam dit wantrouwen vandaan?
'Daar waren twee gronden voor. Ten eerste waren er praktische ervaringen. Veel van de jonge intellectuelen die het grondwerk legden voor wat later operaismo werd, waren activisten van linkse partijen en vakbonden. In de jaren vijftig kende Italië een grote migratiestroom, vooral van het zuiden naar het industrialiserende noorden. Deze veelal jonge arbeidsmigranten gingen in moderne fabrieken werken, onder omstandigheden die vaak heel anders waren dan wat ze gewend waren. De meeste van hen hadden weinig met de traditionele vakbonden en partijen en op hun beurt waren deze eigenlijk niet geïnteresseerd in hen. De migranten werden gezien als ongedisciplineerd en er werd hen een gebrekkig klassenbewustzijn verweten. Dat was een teleurstelling voor de jonge activisten die juist probeerden samen te werken met deze nieuwe werkers.
In 1962 vond een belangrijke gebeurtenis plaats; de met de Socialistische Partij verbonden vakbond in Turijn sloot een overeenkomst met de werkgevers, zonder andere vakbonden hierbij te betrekken. Honderden woedende werknemers vielen toen de kantoren van deze vakbond aan. De vakbondsbestuurders gaven de migranten en de activisten die met hen samenwerkten de schuld. Zo zijn er nog meer voorbeelden te geven van vakbonden die het op een akkoordje gooiden met de bazen en zich van de arbeiders afkeerden.
De tweede grond voor de afkeer van de vakbonden was de theoretische invloed van een ultra-linkse traditie die vakbonden altijd al gezien had als organisaties die arbeiders integreren in het kapitalisme en hen slechts helpen hun arbeidskracht te verkopen. De traditie van vakbonden en partijen werd gezien als een opsplitsing van de strijd in een economisch en een politiek front. Voor de operaisten was strijd op de werkvloer politiek en zou een sterke positie daar moeten dienen als een uitvalsbasis voor sociale strijd in bredere zin.'
Italië was een uniek land; de communistische partij was een massa-partij, de grootste linkse partij. Ook veel arbeiders die geen lid waren van de CP waren er door beïnvloed. Aan de andere kant had je grote aantallen migranten die niet geïntegreerd waren in de bestaande partijen of vakbonden maar wel collectief actie ondernamen.
'Dat was inderdaad een unieke situatie maar deze nieuwe generatie was niet compleet zonder verleden. Sommige van hen waren betrokken geweest bij sociale strijd in het zuiden, bijvoorbeeld over landeigendom. In de fabrieken waar ze gingen werken kwamen ze in contact met politiek bewuste arbeiders, vaak ouder dan zij en vaak voormalige aanhangers van de Communistische Partij. De wederzijdse beïnvloeding door deze twee groepen wordt nogal eens onderschat. Operaisten spraken over de 'arbeider-communisten'; ervaren fabrieksarbeiders, politiek actief maar gedesillusioneerd in de CP. Sommige operaisten zeiden; 'waar zij naar toe gaan, gaan wij ook'.
Dat doet me denken aan een punt van kritiek op autononoom marxisme dat je in het boek maakt, namelijk de neiging om altijd op zoek te gaan naar een speciale groep arbeiders en deze als voorbeeld of zelfs voorhoede van de hele klasse te zien.
'Die neiging zie je bij alle operaisten in de jaren zestig en zeventig. Er zijn verschillende problemen met deze aanpak. Om er een te noemen; wat operaismo voor mij zo interessant maakt en nog steeds het bestuderen waard is, is hun idee van klasse-compositie. Ze braken met het idee dat de arbeidersklasse één homogeen geheel is dat zolang kapitalisme bestaat hetzelfde blijft. Op hun best maakten de operaisten nauwgezet studie van de samenstelling, de cultuur en de praktijk van arbeiders, wat zij de klasse-compositie noemden, en probeerden zij hun politiek hierop te baseren. Maar steeds weer verviel dit onderzoek in de zoektocht naar een of andere speciale groep die van bijzonder belang zou zijn en was de vraag alleen nog maar hoe deze zogenaamde voorhoede zich verhield tot de rest van de arbeiderklasse. En meestal moest de hele beweging dan eigenlijk ondergeschikt zijn aan deze groep of er in ieder geval van leren.'
Hadden de bewegingen in de jaren zestig enige invloed op de vakbonden?
'Zeker, en volgens mij is een van de grote fouten van operaismo geweest dat het niet zag hoe de linkse vakbonden zichzelf opnieuw hadden uitgevonden. Gedurende de jaren zestig waren deze bonden zwak maar eind jaren zestig ondergingen ze een vernieuwingsproces en namen ze nieuwe posities in. Ze steunden bijvoorbeeld nieuwe ondernemingsraden en je hoefde geen lid van de vakbond te zijn om daar een plek in te krijgen. Maar de operaisten, en tegen die tijd hadden operiastische groepen duizenden leden en een nog veel grotere invloed, negeerden deze ontwikkelingen op basis van hun eerdere ervaringen en isoleerden zichzelf.'
Wat opvallend is dat een theorie die zo'n sterke nadruk legde op arbeidersstrijd in de fabriek in de jaren zeventig oversprong naar allerlei bewegingen buiten de fabriek; studenten, werkelozen, de tegencultuur...
'Operaisten begonnen in de eerste helft van de jaren zeventig veel van hun oude opvattingen te heroverwegen. Nog in 1973, 1974 verklaarde iemand als Antonio Negri, toen een van de vooraanstaande koppen van operaismo, dat fabrieksarbeiders de voorhoede waren en alles ondergeschikt moest zijn aan hun strijd; 'ja, homo-bevrijding is belangrijk, ja, feminisme is belangrijk maar in de laatste instantie moeten ze de voorhoede van fabrieksarbeiders volgen'. Maar de strijd in de fabrieken pakte niet zo positief uit als de operaisten gehoopt hadden en als je cynisch bent kun je zeggen dat ze toen maar ergens anders gingen vissen.'
De operaisten ontwikkelden het idee van de 'sociale fabriek'; het idee dat de creatie van waarde en uitbuiting niet alleen in de fabriek maar in de maatschappij als een geheel plaats vind. Dit concept maakt het mogelijk om verschillende bewegingen samen te brengen maar het maakt ze ook weer allemaal ondergeschikt aan strijd om productie. Vrouwenonderdrukking bijvoorbeeld wordt alleen gezien als deel van de reproductie van arbeidskracht en feminisme niet als doel op zich.
'Dat zag je vaak bij mannelijke operaisten. Veel feministen verlieten de operaistische groepen omdat ze niet serieus werden genomen. Sommige operaisten zouden tegenwerpen; 'we brengen niet alles terug tot een kwestie van productie, kapitalisme maakt alles ondergeschikt aan productie'. Dat vind ik eigenlijk wel een aantrekkelijk argumenten maar er zijn wel problemen mee. Hoe past homoseksualiteit daarin bijvoorbeeld?'
'Het is interessant dat juist Negri's groep na verloop van tijd heel erg open stond voor wat toen de 'nieuwe bewegingen' genoemd werden; de vrouwenbeweging, ecologie et cetera. Dat deze bewegingen zich niet op klasse baseerden maar dat mensen op een andere manier hun identiteit vorm gaven werd als bevrijdend gezien, als het doorbreken van de beperkingen die kapitalisme mensen oplegt. Dit idee van het doorbreken in het hier en nu van de beperkingen die ons opgelegd worden is van centraal belang voor autonoom marxisme. Operaisten zeiden; 'we willen niet slechts de fabriek overnemen, wij willen de arbeidsduur drastisch inkorten en de hele organisatie van werk veranderen'.'
Er bestaat niet alleen zoiets als klasse-compositie maar ook klasse-decompositie, ontbinding. Die kant van de medaille kreeg veel minder aandacht in hun werk.
'Dat is volgens mij een van de verschillen tussen de grote namen van operaismo, en andere, voor mij veel interessantere, stromingen in operaismo. Als arbeiders de verdeeldheid die hun wordt opgelegd door kapitaal te boven komen, reageert kapitaal daar op met het creëren van nieuwe tegenstellingen tussen arbeiders. De meest interessante operaisten bestudeerden dit fenomeen en tegen de late jaren zeventig waren ze erg bezorgd dat juist dit aan het gebeuren was. Een tijdschrift en netwerk met de naam Primera Maggio vormde min of meer het anti-Negri kamp in de autonome beweging. Ze bekritiseerde het negeren van de verzwakking van de machtsposities van arbeiders. De meerderheid van de autonome beweging negeerde dit soort ontwikkelingen gewoon of zei dat de nederlagen slechts tijdelijk waren en dat de maatschappelijke tegenstellingen op steeds bredere basis zouden terug keren. Het lijkt er bijna op alsof ze dachten dat zuivere inspanning van hun kant genoeg zou zijn om het tij, dat zich tegen deze tijd steeds meer tegen de linkse beweging keerde, opnieuw te doen veranderen. Toen eind jaren zeventig de nederlaag onontkoombaar was werden ze bij verassing genomen.'
Eind jaren zeventig waren sociale beweging wereldwijd in neergang en begon het sociale klimaat weer naar rechts te gaan. Is het mogelijk om te zeggen dat operaismo verslagen werd door een wereldwijde ontwikkeling, een die het niet voorzien had?
'De neergang en uiteindelijk het praktisch verdwijnen van operaismo moet gezien worden als deel van een wereldwijde nederlaag van links. Operaisten hadden altijd het idee dat het initiatief bij de arbeiders ligt en dat kapitaal alleen reageert. De crisis van eind jaren zeventig werd dan ook aanvankelijk gezien als iets dat de arbeiders met hun protesten en sabotage de werkgevers opgedrongen hadden. Maar ze zagen niet hoe de gevolgen ervan, bijvoorbeeld werkeloosheid of stijgende kosten voor levensonderhoud, als wapens tegen de arbeidersbeweging gebruikt werden. Er bestaan nog wel sporen van de operaismo en autonomie, bijvoorbeeld de invloed die het heeft onder sommige linkse vakbondsgroepen in Italië of in de vorm van de sociale centra aldaar. Maar die centra zijn nu ook in crisis. Sommige operaisten zouden zeggen; 'Bewegingen komen en gaan, continuïteit is niet belangrijk'. Dat is misschien een hele slimme houding maar het zou ook gewoon het rationaliseren van de eigen nederlaag kunnen zijn.'
Alex de Jong - www.grenzeloos.org - 10 januari 2009
Comments