Kritiek en dogmatisme. Interview met Moishe Postone

Begin 2011 heb ik drie maanden doorgebracht aan de Universiteit van Chicago, onder de supervisie van professor Moishe Postone, mijn buitenlandse adviseur voor mijn doctoraat in de filosofie. Met de tijd mogen de vooruitzichten en het theoretisch perspectief veranderd zijn en veel van de standpunten die ik destijds heb ingenomen zijn nu anders of verdwenen, maar dat is onvermijdelijk.
Toch blijft professor Postone nog steeds een bron van grote inspiratie, vooral vanuit het perspectief van het stellen van de juiste vragen, vragen die nog nog niets van hun geldigheid verloren hebben. Destijds heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om een interview te houden dat werd gepubliceerd in de studentenkrant Tribuna, waarvan ik de hoofdredacteur was.
Hoe dan ook, het interview werd nooit gepubliceerd in het origineel, dat wil zeggen in het Engels. Voor iemand die al goed bekend is met het werk van Postone zal het waarschijnlijk niet zo interessant zijn. Voor alle anderen geloof ik dat het van waarde zal zijn, vooral als een goed ingangspunt tot zijn theorie.
Veel leesplezier!

Anej Korsika

Submitted by Jean K on April 14, 2023

Korsika: Professor Postone, in uw baanbrekende hoofdwerk, Time, Labour and Social Domination, voorziet u ons van een diepgaande herlezing van Marx’ kritiek op de politieke economie. Kunt u ingaan op de evolutie van uw denken? Op de gebeurtenissen en theoretische tradities aan de Universiteit van Chicago, en later in Frankfurt, die u motiveerden om u te wijden aan dit toonaangevende project?

Postone: Toen ik student was aan de Universiteit van Chicago, zat ik gewrongen tussen twee theoretische interesses en intenties. Hoewel ik mezelf als een zeer linkse persoon beschouwde, leek het me dat het marxisme te veel gemeen had met het positivisme enerzijds en negentiende-eeuwse begrippen van vooruitgang anderzijds. Ik was toen veel meer onder de indruk van conservatieve kritieken van de moderniteit. Ik dacht dat ze de problemen van de moderniteit beter begrepen dan het marxisme. Dat was deels te wijten aan het feit dat we destijds in Chicago veel emigré-geleerden hadden die Nazi-Duitsland hadden ontvlucht. Ze brachten een hele reeks intellectuele vertogen mee die verschillende vormen van positivisme vanuit verschillende richtingen bekritiseerden, die ik heel sterk vond.

Ik begon mijn houding ten opzichte van Marx te verleggen toen ik me bewust werd van de Economische en Filosofische Manuscripten, die in het midden van de jaren zestig in de Verenigde Staten een grote weerklank vonden. Op dat moment hield ik vast aan het idee dat er een jonge, zeer interessante Marx was en een oudere Marx, die helaas een Victoriaan was geworden, die te veel uren in het British Museum had doorgebracht.

Een andere verandering voor mij had te maken met een grote sit-in aan de Universiteit van Chicago in 1969. Na de sit-in verdeelden de deelnemende studenten zich in verschillende lezingsgroepen. Twee belangrijke die ik me herinner, waren 'De Jeugd als een Klasse' (ik maakte daar zeker geen deel van uit) (glimlach) en 'Hegel en Marx'. Het was toen dat ik voor het eerst Lukács' History and Class Consciousness ontdekte, dat hier volledig onbekend was. Het werd pas in 1971 volledig in het Engels vertaald. Hoewel ik sindsdien veel kritischer ben geworden over Lukács, was het lezen van hem een echte openbaring. Zijn inzicht dat de marxiaanse categorieën geen categorieën van een economische basis zijn die slechts in het bewustzijn worden weerspiegeld, maar werkelijk vormen van het sociale zijn uitmaken die tegelijkertijd sociaal en cultureel, objectief en subjectief zijn, trof me als enorm krachtig en bevredigend. Het stond je toe om met het denken om te gaan op een manier die zowel adequaat was voor dat denken en het toch mogelijk maakte om gecontextualiseerd te worden, op een niet-functionele, niet-instrumentale manier. Ik vond dat opmerkelijk verhelderend.

Ongeveer dezelfde tijd las ik een artikel van Martin Nicolaus, The Unknown Marx, dat een inleiding was op de Grundrisse, die Nicolaus aan het vertalen was. Ik vond het absoluut fascinerend! Het leek mij dat het schema waarmee ik rondliep, dat een jonge filosofische Marx van een oude wetenschappelijke Marx onderscheidde, door de Grundrisse werd opgeblazen. Daarom besloot ik er een proefschrift over te schrijven. Een van mijn dissertatie-adviseurs, Gerhard Meyer, een Duitse emigré en politieke econoom die bekend was met de 'Frankfurter Schule' stelde voor dat ik enige tijd in Duitsland zou doorbrengen. Mijn onderzoek was niet archivarisch, maar hij betoogde dat ik veel zou opsteken van het niveau van de discussie in Duitsland, dat veel hoger was dan in de Verenigde Staten. Dat is waarom ik naar Frankfurt ben gegaan.

Een van de hoekstenen van uw herinterpretatie is de notie van een traditioneel marxisme. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van deze gedachtegang?

Laat ik deze vraag beginnen te beantwoorden door te beschrijven wat ik bedoel met het traditionele marxisme. Ik bedoel niet een specifieke identificeerbare tendens binnen het marxistische denken, zoals het marxisme van de Tweede Internationale of het Bolsjevisme. Wat ik wel bedoel is een begrip van Marx, waarbij arbeid niet alleen in het kapitalisme wordt uitgebuit, maar ook het standpunt vormt van waaruit de samenleving (het kapitalisme) wordt bekritiseerd. Het kapitalisme wordt essentieel begrepen in termen van de markt en de particuliere eigendom; het overwinnen ervan wordt dus gezien in termen van het overwinnen van de uitbuiting van de arbeid en het in eigen handen nemen van de arbeid. Het lijkt mij dat de eigenlijke kern van het traditionele marxisme is. Deze omschrijving omvat een heel breed scala van theorieën die op significante wijze van elkaar verschillen. Niettemin heb ik door deze categorie te creëren geprobeerd preciezer te specificeren wat ik met Marx probeerde te doen, en hoe het verschilde van die brede reeks theorieën, waaronder de school in Frankfurt.

In plaats van te proberen te lokaliseren waar het project van het reëel bestaande socialisme fout ging en wat beter had kunnen worden gedaan, beargumenteert u dat deze systemen nooit buiten de kapitalistische sociale formatie lagen, maar een specifiek historisch moment in de ontwikkeling van het kapitalisme vertegenwoordigden. Kunnen we dus spreken van sociale democratie in het Westen en socialistische regimes in het Oosten als twee verschillende uitdrukkingen van dezelfde historische sociale formatie?

Ja, en ik denk dat hoe verder we van hen komen, hoe meer ze op elkaar lijken. Ik bedoel het niet in politieke zin, dat het ene precies hetzelfde is als het andere. Er zijn zeer significante verschillen, vooral in de ervaringen van de mensen ter plaatse, dat probeer ik niet te ontkennen. Maar als je naar een hoger niveau van abstractie beweegt, lijkt het me dat de sociale democratie en de communistische beveleconomieën echt deel uitmaakten van hetzelfde historische tijdperk van het kapitalisme. Ze ontwikkelden zich ongeveer tegelijkertijd, ze bereikten hun hoogtepunt op ongeveer hetzelfde moment en ze kwamen in crisis en neergang eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Hoewel veel mensen geloven dat de crisis van de Sovjet-Unie in de jaren tachtig is begonnen, denk ik dat het eerder zo was dat de staatsvormen van economie tegen bepaalde grenzen stuitten die ze niet konden overwinnen. Ik voel me nog niet in een positie om deze grenzen te specificeren; de meeste bestaande studies van de historische limieten van de naoorlogse configuratie richten zich uitsluitend op het Westen en zijn fordistische/keynesiaanse configuratie. Ik ben geïnteresseerd in een theorie die ook de Sovjet-Unie zou kunnen omvatten en analyseren.

Retrospectief, een van de verschillen tussen het Sovjetmodel en de sociale democratie was de radicale nationale (staats)eigendom die het reëel bestaande socialisme inhield. Dit was misschien de enige manier, in een bepaald tijdperk van de ontwikkeling van het kapitaal, dat een perifere natie in staat was om nationaal kapitaal te ontwikkelen. Dat wil zeggen, wat ontwikkeld werd was nationaal kapitaal, niet socialisme. Misschien had het socialisme tot stand kunnen komen als de revolutie wereldwijd was geweest, maar het lijkt mij dat het gevolg van socialisme in één land werkelijk nationalisme in één land is. Dit beïnvloedde ook diepgaand het bewustzijn van links, dat, althans in zijn orthodoxe communistische vorm, een eigenaardige soort nationalistische beweging werd – een beweging die zich richtte tot een natie die elders is.

Uw theorie van het antisemitisme en het nationaalsocialisme als een eigenaardige en fetisjistische soort antikapitalisme ontwikkelt een radicaal nieuw perspectief op de catastrofe van de Holocaust. Wat probeerden we in de vernietigingskampen te elimineren en wat kunnen we maken van hedendaagse vormen van antisemitisme?

Voor degenen onder jullie lezers die niet vertrouwd zijn met mijn werk- ik maak een onderscheid tussen antisemitisme en andere vormen van racisme. Ik beweer dat er een diep misverstand bestaat over antisemitisme (in zijn moderne vorm). Het moderne antisemitisme is niet echt de theorie van de minderwaardigheid van joden; het is een theorie van de macht van joden. Ik heb betoogd dat het als zodanig een gefetisjeerde vorm van antikapitalisme is. Dat wil zeggen dat het gevoel van het verlies van controle dat mensen over hun leven hebben (wat echt is), wordt toegeschreven, niet aan de abstracte structuren van het kapitaal, die zeer moeilijk te vatten zijn, maar aan een Joodse samenzwering. Dat wil zeggen dat aan de structuren handelende eigenschappen worden toegeschreven, ik denk dat dit helpt het Nazi-uitroeiingsprogramma beter te begrijpen. Hoewel dit voor de slachtoffers misschien geen enkel verschil uitmaakt, zou ik onderscheid maken tussen uitroeiing en massamoord. In Polen bijvoorbeeld hebben de nazi's duizenden en duizenden mensen vermoord, maar vooral intellectuelen en andere leiders van de samenleving, zoals priesters, waaromheen het Poolse nationale bewustzijn en verzet kon samensmelten. Ze vermoordden de intellectuelen en de priesters om de rest van de bevolking te onderwerpen. Ze wilden de joden niet onderwerpen, ze wilden ze uitroeien. Vele joden hadden dit niet begrepen. In het getto van Łódź, bijvoorbeeld, werkten veel joden in fabrieken die belangrijk waren voor de Wehrmacht. Ze waren er zeker van dat ze, omdat ze belangrijk werk voor het Duitse leger deden, gespaard zouden worden. Ze volgden een vorm van rationaliteit, met name dat je je eigen productieve kracht niet vermoordt. Ze hadden het mis.

Mijn suggestie is dat dit komt omdat de joden binnen het kader van dit wereldbeeld worden gezien als de belichaming van het kwaad, eerder dan als inferieur, en omdat ze worden gezien als een dergelijke dreiging moeten ze worden geëlimineerd. Naar mijn mening is antisemitisme dus een reactionaire populistische vorm van antikapitalisme. Het is en werd fundamenteel verkeerd begrepen door velen binnen het linkse gedachtengoed.

Misschien kunnen we deze gedachtegang voortzetten, vooral met betrekking tot het artikel History and Helplessness, dat je schreef als een reflectie op de oorlog in Irak, vooral over die verlamming die links heeft getroffen?

De kwesties zijn ingewikkeld en veel mensen zijn boos op mij vanwege het artikel (glimlach). Ik dacht dat de reacties op de oorlog in Irak duidden op een soort gebrek aan oriëntatie in het linkse kamp. Wat ik bedoel is dat links de situatie op zijn minst als een dilemma had moeten beschouwen: een imperiale macht was een land binnengevallen dat werd gecontroleerd door een brute fascistische dictatuur. Uit de reacties van een groot deel van links bleek dat oppositie tegen de Verenigde Staten wordt beschouwd als een voldoende criterium om links te zijn. Het is alsof mensen nog nooit van het fascistische “anti-imperialisme” in de jaren dertig en veertig gehoord hebben. Japan, Duitsland en fascistische bewegingen overal waren zeer gekant tegen de Verenigde Staten. Er bestond een fascistische vorm van “anti-imperialisme”. Dit is weggevaagd uit het historische bewustzijn. Ik was zelf tegen de oorlog, maar niet om de redenen die zo wijdverbreid waren. Ik vond het veelbetekenend dat, zover ik weet, geen van de gigantische manifestaties tegen de oorlog in Irak ooit een Iraakse oppositiefiguur optrad, een linkse figuur, iemand die kritisch zou zijn zowel tegenover de Amerikanen als, vooral, tegenover het Ba’ath-regime. In plaats daarvan werd alles gepresenteerd in zwart-wittermen, gestructureerd door een verstarde (gereïficeerde) vorm van anti-Amerikanisme. Voor mij was dit een aanwijzing voor een bepaald failliet anti-imperialisme. Wat ik in dat artikel schreef is dat, hoe naïef men er vandaag de dag ook over mag denken, de massale bewegingen tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam anders waren. Velen werden gedreven door het idee dat Vietnamezen iets progressiefs aan het opbouwen waren, wat de Amerikanen probeerden te voorkomen. Het anti-amerikanisme was hier gebonden aan de steun voor een progressievere orde, het socialisme.

Ongeacht of je denkt dat dit destijds gerechtvaardigd was of niet, dit motief is volledig weggevallen, vooral met betrekking tot het Midden-Oosten. Ik vind het armzalig dat sommigen van links proberen de kritiek op het regime van Moebarak te koppelen aan het anti-Amerikanisme, door Moebarak te benoemen als een Amerikaanse stropop. De Amerikanen echter hebben het regime niet gecreëerd. Moebarak erfde het van Sadat die het van Nasser erfde. Links heeft de neiging bestaande Arabische nationalistische regimes uit te sluiten van zijn kritische gezichtsveld, hetgeen naar mijn mening negatieve gevolgen heeft gehad voor links. Dat – tot de ontsteltheid van vele progressieve krachten in het Midden-Oosten – sommige mensen aan de linkerzijde zich op één lijn stellen met reactionaire krachten als Hezbollah en Hamas geeft aan in welke mate links zijn morele en politieke kompas heeft verloren.

In tegenstelling tot de auteurs van het traditionele marxisme, die argumenteren dat de arbeid moet bevrijd worden van het kapitaal, benadrukt uw benadering dat arbeid zelf het centrale probleem is, dat het een specifieke historische categorie is?

Laat ik beginnen via een zijdeur. Een van de dingen die me de ogen opende bij het lezen van de Grundrisse, om terug te gaan naar het begin van ons interview, was dat Marx niet enkel geïnteresseerd was in het einde van de uitbuiting van de proletarische arbeid, maar veeleer in de afschaffing van deze arbeid. De meeste interpretaties van de meerwaarde misten dit punt. Het idee dat Marx geïnteresseerd was in de zelfafschaffing van het proletariaat en niet in de realisatie ervan, heeft mij ertoe gebracht Marx fundamenteel te herdenken. Hoe dieper ik zijn werken verkende, hoe meer ik me realiseerde dat hij de categorie arbeid niet louter behandelde als een activiteit die de menselijke interactie met de natuur bemiddelt (zoals Habermas het opvat). Veeleer is, voor Marx, de arbeid in het kapitalisme iets uniek, inzoverre dat het een zeer eigenaardige vorm van sociale bemiddeling is, abstract, immaterieel, universeel en buiten controle van de mensen die het creëren. Dus in zekere zin is Marx' analyse van de arbeid in zijn volwassen werken een uitwerking van het idee van vervreemding, in zijn vroege werken. Ik denk dat dit enorme implicaties heeft, omdat het betekent dat Marx' idee van de praktijk fundamenteel anders is dan de huidige gangbare opvattingen van 'praktijk' in termen van onmiddelijkheid. Dergelijke opvattingen hebben de neiging om de antinomie van 'structuur' versus 'handeling' te herhalen. Voor Marx is de praktijk echter gebonden aan historisch unieke vormen van sociale bemiddeling die structuren, of wat als structuren wordt beschouwd, genereren. Deze complexe configuratie gaat voorbij de tegenstelling tussen structuralisme en post-structuralisme.

Het werpt ook een nieuw licht op de problematiek van de geschiedenis. Kapitaal voor Marx is wat hij zelfvalorizerende waarde noemt, het is een dynamische categorie. Ik zou willen suggereren dat een theorie van het kapitaal een theorie is van het bestaan van de historische logica. Vanuit het standpunt van Marx’ analyse is Hegel’s idee van de ontvouwing van de menselijke geschiedenis een projectie op de mensheid van wat in feite geldig is voor het kapitalisme. Nietzsche en denkers in zijn voetsporen focussen op de contingentie van de geschiedenis. Ze doen dat omdat ze bewust zijn van het feit dat de idee van een historische logica een vorm van heteronomie betekent. Maar om de mogelijkheid van (vrij) handelen te behouden, ontkennen ze de reële vormen van belemmering voor het handelen die de logica van het kapitaal oplegt. Ze verklaren die als niet-bestaande. Het resultaat is dat de werking van het kapitaal verborgen blijven. Dus, ze beweren mensen handelingsmacht te geven, maar in feite ontnemen ze die aan hen, omdat ze de logica van het kapitaal verhullen. Marx daarentegen, met zijn concept van het kapitaal, maakt de geschiedenis, in de zin van een ontplooiing van een historische logica, historisch specifiek. Omdat het historisch specifiek is, heeft ze ook een begin en mogelijk ook een einde. Dit is verschillend van Hegel. De notie van contradictie bij Marx drijft die dynamiek aan, maar wijst ook op een voorbijgaan ervan. Natuurlijk tracht ik die contradictie te herformuleren: het is niet die tussen arbeid en kapitaal (arbeid is een vorm van kapitaal in Marx’s analyse), maar tussen het potentieel dat het kapitaal genereert en de onbekwaamheid van het kapitaal om dat potentieel te realiseren. De contradictie is temporeel.

Hoe begrijp je de notie van het proletariaat die Lukàcs identificeerde met het subject-object van de geschiedenis? Vandaag de dag lijkt de notie als anachronistisch te worden beschouwd en verschillende andere concepten, zoals cognitieve arbeid, duiken op. Verder, hoe de klassenstrijd begrijpen zonder te vervallen in historische regressies?

Ik denk dat klassenstrijd een intrinsieke dimensie van het kapitaal is. Het is een voortdurende strijd die ingebouwd is in de structuren van het kapitaal. Gedurende een tijd, met het succes van sociaaldemocratische vormen na de Tweede Wereldoorlog, dachten mensen dat de klassenstrijd een ding van het verleden was. Niet dus. Sinds de aftakeling van de fordistische/keynesiaanse synthese ligt het gewicht nu aan de andere kant en de arbeidersklasse werd verpletterd. Er is echter een verschil tussen zeggen dat de klassenstrijd wezenlijk deel uitmaakt van het kapitalisme en zeggen dat het voorbij het kapitalisme wijst, in de zin dat de afschaffing van het kapitaal de overwinning van het proletariaat zal zijn. Ik denk dat het moeilijk is om te conceptualiseren dat enerzijds de arbeidersklasse moet gesteund worden, terwijl men anderzijds beseft dat een antikapitalistische beweging voorbij de arbeidersklasse moet gaan. De arbeidersbewegingen zijn op verschillende manieren enorm belangrijk geweest, het meest voor de hand liggende is dat ze het kapitalisme hebben helpen humaniseren en massale vormen van politiek en sociaal handelen hebben ontwikkeld. Of mensen al dan niet over het soort sociale valnetten beschikken die de sociaaldemocratie heeft ontwikkeld maakt echt wel een verschil in de manier waarop mensen leven. Niettemin, hoewel arbeidersbewegingen het kapitaal veel humaner hebben gemaakt, waren ze een deel van de motor van de ontwikkeling van het kapitalisme zelf. In Marx’ analyse van de strijd voor de tienurige werkdag leidt de overwinning van de arbeidersklasse bijvoorbeeld tot wat hij relatieve meerwaarde noemde, een veel dynamischer vorm van kapitaal. Er is dus een gecompliceerde dynamische relatie tussen kapitaal en arbeidersbewegingen; het is een vergissing om het slechts statisch te bekijken en vervolgens simpelweg te verklaren dat de arbeiders uiteindelijk alleen maar het kapitaal hebben versterkt. In zo’n perspectief worden kapitaal en arbeiders uit de tijd en ruimte gehaald.

Toch denk ik dat we te maken hebben met een crisis die buiten het gezichtsveld valt van mensen die mij bekritiseren omdat ik de arbeidersklasse zou hebben laten vallen. Het kapitaal zelf vermindert de omvang van de arbeidersklasse en we krijgen een toenemende surplusbevolking. Meer orthodoxe marxisten gingen er vanuit dat de arbeidersklasse gewoon zou blijven groeien. Zelfs vandaag blijven sommige mensen dit zeggen: hoewel de omvang van de arbeidersklasse afneemt in de Verenigde Staten, groeit zij in China. Ik begrijp echter dat de cijfers van de arbeidersklasse in China de afgelopen tien jaar statisch zijn gebleven. Als dit zo is, dan is het onjuist om aan te nemen dat de daling van het industriële proletariaat in het Westen gecompenseerd zou worden door een overeenkomstige groei van de arbeidersklasse in voormalige derdewereldlanden, zoals China. Wat er gebeurt kan niet volledig worden begrepen als de export van banen. De belangrijkste factor is het kapitalistische gebruik van technologie en rationaliseringsprocessen, die veel banen tenietdoen. Ik denk dat we in een race voor de tijd zitten en ik denk niet dat iemand een uitgewerkte politieke visie heeft om voorbij het systeem te gaan dat gebaseerd is op proletarische arbeid.

Laten we besluiten met een paar vragen over de hedendaagse politieke situatie. Ten eerste, wat is uw perspectief op China als opkomende mondiale macht, vooral in de zin van die auteurs die betogen dat we te maken hebben met nog een andere, nieuwe vorm van kapitalisme?

Het is een zeer interessante vorm omdat het zich openstelde voor mondiaal kapitaal. Dit was het verschil tussen Deng Xiaoping en Gorbatsjov. Gorbatsjov wilde politieke hervormingen, maar de Sovjet-Unie stortte economisch in. Deng ontwikkelde daarentegen economische hervormingen die enorme hoeveelheden kapitaal naar China trokken, terwijl de politieke controle gehandhaafd bleef. Het is een merkwaardig soort gemengde vorm. Ik heb begrepen dat meer dan vijftig procent van de Chinese bedrijven in handen is van buitenlands kapitaal, iets wat slechts een generatie of twee geleden volledig ondenkbaar zou zijn geweest. Ik denk niet dat de Chinese partij dit nog als een bedreiging beschouwt. Voorheen zou het een bedreiging geweest zijn, omdat het de ontwikkeling van nationaal kapitaal zou hebben verhinderd. Nu denken de Chinezen dat niet. Misschien was de vorming van een nationale economie door de Partij een belangrijke historische voorwaarde voor deze nieuwere ontwikkeling, die ik beschouw als een integraal onderdeel van het neoliberale tijdperk.

Maar China is ook een sterk rijzende hegemonische macht, ik denk niet dat daar enige twijfel over bestaat. En ik denk dat dit een factor in het Amerikaanse strategische denken is geworden. Ik zou bijvoorbeeld willen betogen dat het een rol speelde in de Amerikaanse oorlog in Irak. Het Amerikaanse leger denkt dat zolang zij de Persische Golf controleren zij de transformatie van een grote economische concurrent (China) in een militaire kunnen verhinderen. Ik denk dat de kwestie van de controle over de Golf een veel belangrijkere rol speelt in het Amerikaanse strategische denken dan je ooit zou kunnen weten door mensen te lezen als John Mearsheimer en Stephen Walt, die alles in het Midden-Oosten lijken te zien door de lens van Israël-Palestina. Het Amerikaanse beleid tegenover Irak moet worden begrepen tegen de achtergrond van de Islamitische Revolutie in Iran. Eerder konden de Amerikanen rekenen op twee grote machten in de Golf: Iran onder Shah Reza Pahlavi en Saoedi-Arabië. De Shah werd afgezet en de Saudi’s begonnen een ambigue positie in te nemen, gezien hun steun voor radicale islamitische bewegingen. Tegen deze achtergrond denk ik dat een van de motieven voor de invasie van Irak de creatie van een satellietstaat in Irak was. Zij deden dit minder omdat zij de olie direct nodig hadden, maar omdat zij de controle over de oliestroom wilden behouden. En tegelijkertijd bouwen de Chinezen, heb ik begrepen, een enorme marinebasis Pakistan, heel dicht bij de mond van de Persische Golf. Dit soort van grootschalig geostrategisch denken motiveert dus zowel de Chinezen als de Amerikanen.Om de Amerikanen te omzeilen bouwen de Chinezen ook pijplijnen doorheen Azië.)
Wat ik heel triest vind is dat links in het verleden dergelijke globale machtsverschuivingen nog trachtte te begrijpen.

Sinds 2008 wordt het kapitalisme geconfronteerd met zijn grootste historische crisis. In plaats dat zijn historisch argument gereaffirmeerd wordt, lijkt het of de crisis heel de theoretische armoede en al de regressies van links, die de laatste decennia werden opgestapeld, ontmaskerd heeft. Hoe begrijp je de opstanden in de Arabische landen in dit licht? Het lijkt alsof deze gebeurtenissen gretig werden aangegrepen door links en dienden als rookgordijn om de leegte van links te verbergen.

Ik heb een licht verschillende visie op de Arabische revoluties en opstanden. Ik denk dat ze aangeven in welke mate Westers Links absoluut corrupt was in zijn begrip van het Midden-Oosten. Het is een ding om kritisch te zijn over de Israëlische bezetting en de Israëlische politiek, om te sympathiseren met de Palestijnse beweging voor zelfbepaling, wat ik doe. Het is iets helemaal anders om de Arabisch nationalistische lijn te slikken die stelt dat het enige wat de Arabische massa’’s – gereïficeerd in iets wat de ‘Arabische straat’ werd genoemd – in beweging bracht Israël-Palestina was. Het idee dat al de problemen in het Midden-Oosten van buitenaf kwamen, vooral vertegenwoordigd door Israël, was een legitimatie-ideologie voor de verschillende autoritaire regimes. Het wees Israël aan als het enige probleem van het Midden-Oosten. En Westers Links pikte dit volledig en was maar al te gewillig om (als ze het al wisten) de onderdrukking van progressieve bewegingen in de Arabische wereld door de vermeende antikoloniale dictaturen door de vingers te zien. Ik denk niet dat men enigszins serieus heeft gekeken naar het Arabische nationalisme als een formatie. Met “Arabisch nationalisme” bedoel ik niet het idee van het recht op nationale zelfbeschikking. Ik bedoel het “reëel bestaande” Arabische nationalisme. Ik heb het over de Ba’ath regimes in Syria en Irak, Nasser/Sadat/Moebarak, Libië, Tunisië, Algerije, Yemen. Zij verschillen van elkaar, maar ik denk dat zij veel gemeen hebben. Zij zijn allen compleet autoritair en afhankelijk vand de geheime politie. Maar omdat het geen koningen waren, namen velen van links hen voor progressieven – progressieven die hun eigen linkse mensen vermoordden.

Ik wil hier niet ingaan op de negatieve rol van de Sovjetunie in de promotie van deze misvatting. Het volstaat te zeggen dat deze affirmatie van het Arabisch nationalisme als zijnde progressief verbonden was met de Koude Oorlog: Egypte and Syrië werden satellietstaten van het Warschaupact. Na de nederlaag van deze proxies in 1967 verlegde de Sovjetunie haar gewicht naar de Palestijnse bewegingen. Het Midden-Oosten werd geïnterpreteerd met de logica van de Koude Oorlog. Een van de vele negatieve dimensies hiervan was het effect op intellectuelen. Eerder waren er communistische intellectuelen zoals Dora Lessing, die nationalisten van de Sojetunie waren (Lessing zei later over zichzelf in deze context dat ze een “nuttige idioot” is geweest). Meer recent nog werden vele westerse linksen Arabische nationalisten. Een van de dingen die ik heel tekenend vind over de opstanden in de Arabische wereld vandaag is dat Israël-Palestina geen centrale issue is. Dat betekent niet dat men er onverschillig tegenover staat, maar dat, in tegenstelling tot wat we decennia lang gehoord hebben over de “Arabische straat”, het geen centraal aandachtspunt is in de opstanden. Centraal is hun eigen miserie en dit heeft niets te maken met de Amerikanen. Het heeft te maken met het neoliberalisme dat de politieke repressie ondraaglijk heeft gemaakt vanwege de groeiende economische verschillen in al die samenlevingen (het gebeurt ook in Israël). Er is een veel grotere kloof tussen rijk en arm. Het ene punt waar ik wat pessimistisch over ben, is dat ik niet zeker ben of dit zelfs opgelost kan worden in een democratische samenleving. Daarover ben ik wat nerveus.

Maar ik denk dat de Arabische revoluties het anti-imperialistische links in het Westen ontmaskerd hebben. Het lijkt mij dat dit nogmaals onderstreept dat we getuige zijn van een ernstige crisis van links. Het ernstigste probleem is niet enkel dat links bankroet is gegaan, maar dat het dit bankroet voor zichzelf heeft verborgen, met dogmatisme. Het is sinds decennia duidelijk dat het klassieke arbeiderssocialisme niet de weg is naar de toekomst. Om een veelheid van redenen denk ik dat het heel moeilijk is geweest voor links om te komen tot een nieuwe manier om de wereld te begrijpen. Zo was het bijvoorbeeld heel gemakkelijk en begrijpelijk voor velen om, in het licht van de huidige economische crisis, eenvoudigweg terug te vallen tot de antifinanciële positie. Maar antifinanciële posities behandelen noch de oorzaak van de crisis noch wijzen zij naar een oplossing ervoor. Ik heb geen oplossing, maar ik geloof dat links geweigerd heeft om ernstig onder ogen te zien hoe problematisch de situatie wel was sinds de late jaren zestig. Een gevolg daarvan is de tendens bij velen geweest om dogmatisch, heftig anti-imperialist te worden. Dit maakte het leven aanzienlijk makkelijker – alles wat je nodig had was een criterium: als het tegen de Verenigde Staten is, zijn wij voor! Het resultaat was dat een groot deel van links opnieuw in bed ging met een aantal onsmakelijke autoritaire regimes. Hoe brutaal en afschuwelijk het kolonialisme ook was, in Libië bijvoorbeeld vermoordden de Italianen enorme aantallen mensen, ik denk niet dat dit kan dienen om Khadaffi te rechtvaardigen. Links moet afstand nemen van deze Manicheaanse visie, die diende als een ideologie ter legitimatie. Dat was denk ik duidelijk in Algerije. Ja, het Franse kolonialisme was extreem brutaal, maar het brutale karakter van de FLN werd simpel genegeerd, zelfs in de jaren negentig, toen meer dan 200.000 Algerijnen werden vermoord in een burgeroorlog

Oorspronkelijke versie: https://anejkorsika.wordpress.com/2015/02/26/interview-with-moishe-postone-critique-and-dogmatism/
Ook op de libcom site: https://libcom.org/article/interview-moishe-postone-critique-and-dogmatism-anej-korsika
Vertaling door Jean Klak, 2022

Attachments

Comments

Related content